April
April
April doet wat hij wil
~*~
April toch niet te vertrouwen,
Hij is en blijft de ouwe.
Nu lacht hij weliswaar de zonnegloren,
Straks gooit hij met hagelstenen om de oren
~*~
Aprilletje zoet,
Geeft nog wel eens een witte hoed
~*~
Als april blaast op zijn hoorn,
Is dat goed voor gras en koren.
~*~
Roept de houtduif keer op keer,
Dan komt er vast en zeker mooi weer
~*~
Komen de vissen naar boven,
Dan is er schoon weer te beloven.
~*~
In april heldere maneschijn,
Zal voor de bloesems schadelijk zijn
~*~
Als de spinnen vlijtig buiten
Weven,
Zullen wij mooi weer beleven
~*~
April maakt de bloem,
En mei bekomt de roem
~*~
Aprilvlokjes brengen meiklokjes
~*~
Verschaft april ons mooie dagen
Dan pleegt mei de last te dragen
~*~
Is april klaar en rein
Mei zal wilder zijn
~*~
Als de poes zich wast,
Wordt het mooi weer- vast!
~*~
Laat het weer zijn zoals het wil,
Ontkleed u niet voor half april
~*~
April met ruw weer in zijn stoet
Geeft koren en wijn in overvloed
~*~
April guur en nat
Brengt veel koren in het vat
~*~
April koud en mei warm,
Geen boer wordt er arm
~*~
Als de kikker vóór Sint-Markus(25 april) kwaakt,
Blijft hij later zonder spraak
~*~
April
- Grasmaands gril is hooimaands wil.
- April veel regen, brengt grote zegen.
- Aprilvlokjes brengen meiklokjes
- De heren en aprillen, bedriegen wie ze willen.
- De vrouwen en aprillen, ze hebben beide hun grillen.
- Al doet april ons mooi weer aanschouwen, ’t is evenals fortuin, we kunnen hem niet vertrouwen.
- Het groen des velds het oog bekoort doch zelden houdt april haar woord.
- Op een april geen zon, vaak water in de ton.
- April doet wat hij wil.
- Nachtvorst met een Zuidenwind op kersenbloem, daar treurt de kweker om.
- Aprillertje zoet, geeft nog wel eens een witte hoed.
- Sneeuw in april is geen nood, maar bij zware nachtvorst in april gaat er meer dood.
- April warm, Mei koel en Juni nat, vullen schuur en ook het vat.
- Geen zaterdag zo kwaad, of de zon schijn vroeg of laat.
- April verandelijk en guur, brengt hooi en koren in de schuur.
- Een grote zon en bleek van schijn, dan zal het regenachtig zijn.
- Bloeien de bomen tweemaal op een rij, zal de winter zich rekken tot mei.
- Aprilse aren, zijn er alle jaren.
- Een natte april ,is de boeren naar hun wil.
- Aprilse vlokjes, brengen mei’se klokjes.
- In april heldere maaneschijn, zal voor de bloesem kwalijk zijn.
- Het zaterdagse weer op noen, is op de zondag heel te dag te doen.
- Broedt de spreeuw al in april, dan is een schone meimaand op til.
- Verschaft april veel schone dagen, dan pleegt mei de last te dragen.
- Als de hoenders kakelen lang en goed, zal het regenen in overvloedt.
- Is april schoon en rein, dan zal mei minder zijn.
- De huwelijkse staat, is als april, nu zon, dan storm, en dan weer alles stil.
- Hebben wolken rode randen, altijd is er wind en nats voorhanden.
- Als het in april regenen wil, blijven de boeren niet stil.
- Gras dat in april wast, staat in mei vast.
- April maakt de bloem, en mei bekomt de roem.
- Als in april kevers ontstaan, dan zal de mei van kou vergaan.
- Valt in april veel nat, dan zwemmen de druiven tot in het vat.
- Verschaft april vele schone dagen,dan pleegt mei de last te dragen.
- Als april lacht, boerke wees voor uw oogst bedacht.
- April vult vele zolders, dankzij de vele donders.
- Op een droge april volgt wel eens een droge zomer.
- April mooi en rein, in mei zal het donker zijn.
- Hoe groen het in het veld ook ons oog bekoort, doch zelden houd april zijn woord.
- Aprillezonne, doet water in de tonne.
- Mocht het dauwen in april en mei, dan is de boer in sept blij.
- Is Isodoor(3) voorbij, dan is ook de noordenwind voorbij.
- Zaait ge op Sint Ezechiel(10), zeker lukt de vlasgaard wel.
- Op Sint Tuburtius(14) na de noen (3uur in de middag), worden alle velden groen.
- Op Sint Justijn(15), dood de kou het venijn.
- Valt voor Sint Joris(23) geen regen, dan komt erna hem des te meer.
- Zolang voor Sint Markus(25) warm, zolang na hem koud.
- Als het vriest op St. Vitaal(28), vriest het nog veertig maal.