De stoel bij het raam
De stoel bij het raam
Ze had altijd een stoel bij het raam gehad.
Niet zo’n moderne, maar eentje met een ingesleten kussen, een draadje los aan de zijkant, en net genoeg zonlicht in de namiddag om er warm van te worden.
Daar zat ze. Elke dag.
Soms met een boek, soms met haar hondje, soms gewoon met haar handen in haar schoot.
Maar meestal zat ze daar om te wachten.
Niet op de post, niet op een bezoekje van een buurvrouw,
maar op hém.
Haar zoon. Haar kind.
Hij had ooit in haar buik getrapt alsof hij het leven niet af kon wachten.
En nu… nu leek het alsof hij haar bestaan vergeten was.
Toen hij een vriendin kreeg, veranderde er iets. Eerst onschuldig. Erg druk, zei hij. Veel werk.
Toen kwamen de verwijten.
Dat ze hem verstikte. Dat ze hem altijd wilde claimen. Gezeur.
Dat zij de reden was dat hij zich nooit vrij had gevoeld.
Ze snapte het niet.
Was het dan verkeerd geweest om hem zijn boterhammen te smeren?
Hem op te vangen als hij het moeilijk had?
Te sparen van haar eigen eten toen het krap was?
Hij zei dat ze hem emotioneel belast had.
Dat ze hem ‘altijd nodig had gehad’.
Maar hij had geen idee…
hoeveel nachten zij zich had verstopt om te huilen, om stille tranen weg te slikken,
zodat hij niet zou denken dat mama zwak was.
Hoeveel dingen ze voor zichzelf had laten varen
omdat hij haar eerste prioriteit was. Altijd. Geen 100%. Maar 200%.. omdat ze lief had.
De stoel bij het raam werd een schaduw van wie ze was.
Op een dag schreef ze een brief.
Niet lang, niet dramatisch.
“Ik weet niet meer hoe ik moet leven als ik vergeten word door degene waarvoor ik leefde.
Ik was niet perfect. Maar ik was er. Altijd.
Vergeet me niet. Of vergeet me juist wel, als dat jouw rust brengt.”
Die dag erna bleef de stoel leeg.
Er was geen schreeuw. Geen wraak. Geen spektakel.
Alleen stilte.
En een wereld die net te laat wakker werd.
De zoon kwam pas weken later echt binnen.
Las de brief. Keek naar de stoel.
Zag voor het eerst het versleten kussen, de foto’s die zij nooit had weggehaald.
Hij liet zich vallen op de vloer, als een kind,
en fluisterde:
“Mama, ik was blind. Ik dacht dat liefde vanzelfsprekend bleef. Ik had ongelijk.
Je was mijn thuis… en ik heb de deur dichtgeslagen.”
Maar het was stil. Stil voor altijd en te laat voor spijt.