Oorlogen en de Aardbevingsmachine
Oorlogen en de Aardbevingsmachine
Er waren eens drie landen. Twee voerden oorlog, schreeuwend en schietend als ruziënde buren met te veel artillerie en te weinig verstand. Het derde land, iets groter, iets netter en vooral iets volwassener, lag een eindje verderop. Daar regeerde Koning Leopoldus de Derde, een man met flair, passie én… een geheim.
De koning had het vrede proberen te brengen. Met vredesduiven. Met vredeswafels. Zelfs met een vredeskoor dat elke ochtend “Kumbaya” zong langs de grens van die twee landen in oorlog. Maar de oorlogslustige buurlanden lachten hem uit.
“Wat wil jij nou doen, Leopolletje?” sneerde Generaal Grauwbaard van het oostfront. “Ons bestoken met bloemen?!”
“Ga lekker thee drinken met je ministers, clown,” bulderde Veldmaarschalk Smorgelstein uit het westen.
Wat ze niet wisten: in een diepe ondergrondse bunker, verstopt onder het Koninklijke Chocoladefonds, stond… de Aardbevingsmachine.
Een metalen kolos met knipperende lampjes, trillende meters, en een hendel zo groot als een boomstam.
“Als ze mij niet serieus nemen, dan zullen ze voelen wat serieus is!” riep Leopoldus tegen zijn hoofdminister, een nerveus typje met een brilletje en een bijbel in z’n hand.
“Majesteit… misschien moeten we even nadenken. Een beetje rust… een stukje appeltaart, wellicht?”
Nee toen de koning dreigde zijn aardbevingsmachine op te starten als die twee buurlanden niet zouden stoppen met oorlogje voeren, lachten ze hem vierkant uit.
Ze lachten hem uit NB! Dat pikte hij niet.
Maar het ego van een koning laat zich niet temmen.. En dus werd de hendel overgehaald.
De machine brulde wakker als 88 Boeings met een ochtendhumeur. Motoren brulden loeizwaar, spiraalschijven draaiden, en in de zee — precies tussen de vechtende landen in — begon de aarde te beven.
8.8 op de schaal van Rutte, en het was zo sterk dat zelfs de vissen een trauma opliepen.
De oorlog stopte. Niemand had nog zin om te schieten terwijl ze probeerden niet om te vallen. De generaals huilden als babies onder hun tanks.
Koning Leopoldus stond trots op zijn balkon, met de wind in zijn lange blonde baard.
“Zo. Dat zal ze leren.”
Maar ineens…
“Majesteit…” piepte de minister, nu met zes bijbels in zijn armen. “De tsunami’s… ze komen… ze komen ook deze kant op.”
En jawel. De zee keerde zich om, als een beledigde tante bij de kerstborrel. Golven van tien meter hoog snelden richting o.a. de kust van Leopoldië.
“WIE HEEFT DAT DING OP DE ZEE GERICHT?!” schreeuwde de koning.
“Uzelf, majesteit.”
En zo zat Koning Leopoldus een dag later op het paleisdak, in zijn onderbroek, met de vredesduiven op z’n hoofd en een blik soep in z’n hand.
Het paleis was overstroomd, zijn ego verdronken.
Maar de oorlog… was wel voorbij.
En dat, beste mensen, is hoe vrede kwam. Niet door woorden. Niet door wapens. Maar door een domme koning met een aardbevingsmachine en een héél slecht richtingsgevoel.