web analytics
AngelWings Verhalen

De Ai wereld zonder werk

Karlijntje en de wereld zonder werk

Karlijntje was achttien toen de laatste fabriek dichtging. Niemand vond het nog nodig om de handen nog vuil te maken; alles werd gedaan door machines, robots en slimme AI. De straten waren echt schoner dan ooit, de winkels lagen vol, en zelfs het onkruid in de stoeptegels werd weggebliept door een zelfdenkend straaltje.

In het begin was het een feest. Iedereen had een flink basisinkomen, men kon doen wat men maar wenste.
Een dagje uit was vol mechanismen, robots in pretparken die mensen en kinderen begeleiden.
Een restaurant bediend door een robot.
Belde je met je huisarts dan kreeg je een Ai aan de telefoon die met je sprak alsof je gewoon met een echt mens in gesprek was.
Bejaardenhuizen?
Alles was Robotica inmiddels. Werkten er nog wel mensen eigenlijk? Opa en oma kregen hun natje en droogje, en hun natje werd snel een droogje dankzij robot Enki, verschonen was inmiddels een fluitje van een cent!
Enki kwam aanschuiven met de snelheid van het licht, nam de bejaarde in een robot houtgreep en smeet de oude van dagen op een aankleedkussen midden in de kamer, privacy? Geen enkel probleem de ramen werden per direct geblindeerd, niemand die wat zag, als ze nog wat zagen!
Vakkundiger dan een mens konden ze het niet maken maar toch, Enki was één van de beste zorgrobots in de hele wereld inmiddels. Het trok zo de broek van de bips, trok de luier van den oude kont. Pakte een speciale doek gedrenkt in Egyptische olie gevonden in een oude onderaardse rivier, en wreef hierbij zachtjes de billen van de bejaarde schoon.
Natuurlijk had niet elke bejaarde het geluk van die dure in olie gedrenkte doeken, dat was natuurlijk weer bestemd voor leden van het koningshuis of mensen die was rijkelijk in de slappe was zaten.
De was?! Ja die werd ook automatisch opgehaald en in de machines gedropt en gewassen en gedroogd en gevouwen.
Men hoefde werkelijk niets meer te doen!

De mensen dansten, mensen dronken, mensen lagen eindeloos in bed. “Vrijheid voor altijd!” riepen ze. Ze hadden zelfs seks op straat. Maar na een tijdje begon er iets te knagen.

Karlijntje merkte het als eerste bij haar buren. Meneer en mevrouw Jansen, die altijd zo gelukkig leken, begonnen om niets te ruziën. Hij gooide zijn glas tegen de muur, zij gooide met haar pantoffels naar de buurman. En ook verderop in de straat waren er telkens calamiteiten, waarbij buurman links ruzie kreeg met buurman achter omdat die lul telkens zijn kut auto achter het huis zette van die ene buurman, dus dat werd flink vechten, dat hij dat niet meer mocht doen, of hij het deed weten we nog niet, maar het was overal feest en ruzies bij de vleet. Niemand wist meer wat ze met hun dagen moesten doen.

De cafés zaten stampvol, men zoop zich bijna ter plekke de hemelen in, maar er werd uiteindelijk nog maar nauwelijks gelachen. Het leek alsof iedereen naar elkaar zat te kijken en dacht: waarom bestaan wij nog eigenlijk? Wat is de zin van het bestaan! Wat doen wij hier!?

Maar  Karlijntje weigerde zich te vervelen. Ze pakte een kwast en begon op de muren te schilderen. Eerst simpele bloemen, daarna hele bloemenvelden in prachtige kleuren. Alles werd er vrolijker van en mooier.
Toen de mensen dat zagen, kwamen er anderen bij die muziek maakten, beelden hakten, dansgroepen vormden. Niet omdat het moest, maar omdat ze weer iets wilden voelen.

En zo ontstond er uiteindelijk een tweedeling in de nieuwe wereld.
Aan de ene kant de Leeglopers: mensen die zich verloren in eindeloze schermen, ruzies en luiheid, tot ze nauwelijks nog met elkaar spraken. En alleen maar ruzies maakten met elkaar.
Aan de andere kant de Scheppers: mensen die, zonder druk van geld of werk, eindelijk tijd hadden voor kunst, wetenschap, verhalen, muziek, liefde. En Ai kon alles maken maar het echt zelf doen was toch anders.
Wat Ai maakte kon de mens niet verbeteren nee dat klopt!
Dat was zo! Een waarheid als een koe.
Oh ja al verteld?
Koeien waren vervangen door levensechte koe-robots!
Sprekend, ze loeiden zelfs als de boer op een afstandsbediening klikte.
”Kiek hem loeien dan”, brulde de boer vol pret en geluk.
Maar eerlijk is eerlijk, echte koeienstront moet je ruiken.
Dat moet je meemaken, en die boeren hadden ook niets meer te doen!
En de geur van koeiendrek, dat begon je dan toch wel te missen op den duur! Dus alle boeren depressief. Gewoon om aan te geven, dat het in de polder ook niet meer leuk vertoeven was!

Karlijntje stond elke ochtend op met een glimlach, omdat ze wist: wij hoeven niet te werken om te leven, maar we moeten wél iets doen om mens te blijven.

En ze schreef met grote letters op een muur:

“Machines houden ons in leven, maar alleen wijzelf houden ons menselijk.”

Karlijntje merkte al snel dat niet iedereen de kwast, de gitaar of het kleiwerk pakte.

De Leeglopers werden steeds talrijker. Mensen die ’s ochtends pillen slikten omdat ze anders überhaupt geen zin nog hadden om uit bed te komen, die ’s middags bier en wijn  dronken alsof het water was, en die ’s avonds hun woede botvierden op wie er ook maar langskwam en de vodka flessen leeg hadden slingeren onder de tafels.
Gelukkig had men zijn thuis opruimrobots en die waren bij de Ai Action echt heel goedkoop in aanschaf en die deden het net zo goed als die duurdere hoor.

De politie bestond ook al niet meer – ook dat werk was ‘overbodig’ verklaard. Je had nu drones enzo, en politierobots, maar ja die kon je weer hacken en je weet criminelen kunnen alles!
Straatbendes vulden het gat wel weer op. Jongeren zonder doel en zonder hoop vormden een groep die  zich de Koningskinderen van Niets noemden. Ze staken scooters in brand, gooiden ramen in en riepen:
“Als er niks meer hoeft, dan hoeven wij ook niemand meer te respecteren!”

Gerelateerde artikelen

De straten, ooit schoon en vredig, werden slagvelden van verveling.
Mensen lagen bewusteloos in portieken zwaar onder invloed, kinderen zwierven zonder ouders rond omdat die verdoofd in hun kamers lagen.

Karlijntje zag het aan met pijn in haar hart. Ze voelde zich soms machteloos, maar ze wist: dit is wat er gebeurt als een mens geen reden meer heeft om op te staan.

Samen met andere Scheppers richtte ze een gemeenschap op. Ze organiseerden muziekavonden, toneelstukken, zelfs filosofiekringen. Mensen die anders waren afgezakt naar de Leeglopers, vonden langzaam hun weg terug naar iets wat leek op zin.

Toch bleef de tweedeling scherp.
De ene helft zocht troost in creatie, liefde en verbondenheid.
De andere helft koos voor vergetelheid, woede en leegte.

Karlijntje schreef op haar blog:

“Machines namen ons werk af, maar ze namen niet onze keuze af.
We kunnen kiezen: mens zijn of een schaduw van onszelf.
De toekomst is niet van staal of van siliconen, maar van hart en ziel. En die moeten we zelf bewaken.”

De Leeglopers werden steeds sterker. Ze zwierven in bendes, namen wijken over en roofden voedseldepots leeg. Wat niet nodig was, want iedereen kreeg in overvloed te eten! Maar die verveling maakte hen uiterst vervelend.
Ze waren de nachtmerrie van de nieuwe wereld.
De Scheppers daarentegen bouwden iets op: muziek, kunst, kleine gemeenschappen waarin nog warmte en orde heersten. Ze kookten ook weer zelf het voedsel en aten samen, het was erg gezellig. Niet dat ze geen gebruik maakten van Ai in de nieuwe wereld!
Oh nee, natuurlijk deden ze dat wel, alleen ze gingen er heel anders mee om.

Op een dag kwamen beide groepen elkaar tegen in het oude stadion van de stad. De Leeglopers, schreeuwend en stoned en dronken, gooiden met stenen en flessen. De Scheppers, nerveus maar vastberaden, stonden tegenover hen met niets meer dan hun stem, hun instrumenten en hun handen vol verf.

Het leek een verloren strijd. Maar toen sprak Karlijntje, midden op het veld, met trillende stem. Daar stond het kleine kittige ding met haar blonde paardenstaart.

“Jullie willen vechten om leegte. Wij willen vechten om betekenis. Maar één ding hebben we gemeen: we zijn mensen, en we hebben een doel nodig. Zonder doel sterven we, van binnen én van buiten.”

Haar woorden zweefden over het stadion, en even hield iedereen hun adem in.
Daarna kwamen de oudere generaties naar voren — de wijze mensen die nog het tijdperk van werk en structuur hadden meegemaakt.

Zij zeiden:

“We moeten terug naar balans. De machines kunnen werken, maar niet alles. Mensen hebben werk nodig, al is het maar een halve dag, een taak, een reden. Laat ons weer tuinen onderhouden, bruggen bouwen, les geven, zorgen… Het gaat niet om het loon. Het gaat om menselijkheid.”

Langzaam drong het door. Zelfs enkele Leeglopers keken op, alsof er eindelijk een deur open ging.

De Raad van de Nieuwe Wereld nam een besluit: er zou een Herstel van Menselijke Taken komen. Niet fulltime, niet om winst te maken — maar om iedereen een dagelijkse reden te geven.
Halve dagen werk in zorg, kunst, onderwijs, natuurbeheer, ambacht. De rest van de tijd vrij voor creatie of rust.

En zie: de straten werden weer rustiger. De bendes verdwenen langzaam, de pillenfabrieken draaiden minder. Mensen voelden zich weer nodig, gezien, belangrijk.

Karlijntje schreef die avond:

“We dachten dat vrijheid betekende: nooit meer hoeven werken. Maar vrijheid zonder doel is een gevangenis.
Pas toen we elkaar weer nodig hadden, werden we echt vrij.”

 

 

Gerelateerde artikelen

Back to top button