web analytics
AngelWings Verhalen

Koe Beertha (Polderverhalen)

Het was een stom toeval, maar dat was het!

Harm de zoon van boer Kikkert had nog maar weinig haar op zijn kop. Op een dag stond hij bij de koeien te kijken, en dat was na het melken.
Zijn melkkrukje had hij naast zich geduwd met zijn rubberen laars, en hij controleerde koe Beertha achter haar staart, want daar zat wat raars. Het bleek niets anders dan een kloddertje koeienkakkeritus. Gelukkig maar. Klenggg Kloinggggg.

Harm keek om, hoorde het geluid, en dat bleek de rode kater van de buren te zijn, die zat te slurpen uit de emmer verse romige melk.
“Verdomd!” brulde Harm, en hij maakte ineens een smakkerd, zo met zijn hoofd holderdebolder in de koeiengreppel met dunne koeiendrek, en de melkemmer zo over hem heen.
Hij zag er niet uit en hij rook niet bepaald fris.

Sponsor

Harm ging snel, mopperend en wel, op de boerderij aan, maar hij stond stil toen hij buiten de melkmeid Grietie tegenkwam, die zich op de boerinnenknietjes sloeg van het lachen.
“Och Harm,” zei ze, en ze schaterde het uit.
“Wat zie je er uut!” Haar vrolijke rode krullen schoten alle kanten op, alsof ze een vuurwerkbom was met oud en nieuw.
Wat verbolgen keek Harm de roodharige meid aan en begon ook maar mee te lachen. Het was toch al gebeurd, immers!?
Ze maakte de gekste geluiden, en haar besproette neus trok op bij haar inmiddels slappe lach.
“Och heden, och heden,” zei ze, en ze legde de handen op haar buik van het lachen. “Ik heb in tijden niet zo gelachen, Harm,” zei ze.
Harm lachte net zo hartelijk mee.
De zon scheen en het begin van liefde was in aanleg.
Dat was een leuk meidje, vond Harm. Daar kon hij wel mee aankomen bij moeders.

Ze namen afscheid en Harm sprong onder de douche.
Hij neuriede het lied van Oerend Harddddddddddd, en smeerde toch shampoo op zijn kale bol.
Bij het avondeten moesten ze allen hardop lachen om het geval met Harm die dag.
De meid zat stilletjes aan tafel op Harm te letten, want ondanks zijn kale kop was het een hele knappe kerel, en dat mocht wel gezegd, al durfde ze het niet zo goed.

De volgende ochtend stond Harm op, en heel vreemd, maar hij streek over zijn kale bol en zowaar—
“Verrek!” riep hij uit voor de spiegel… “Wat was dat nu?”
Zowaar, een zachte dons vormde zich op zijn kale bol.
Hoe kon dat noe?
Harm snapte er niets van!
Maar tegen de avond was het dons een zachte schaduw geworden op zijn kale 28-jarige hoofd!
Aan tafel keek men verwonderd naar het wonder dat geschied was! Terwijl Harm af en toe een knipoog aan de meid gaf, die dan bloosde als een rode kreeft, aaiden ze hem allen over zijn bol: zijn ouders, zijn broers en zusje, en de meid en de knechten allemaal.
Men was het heilig met elkaar eens: daar groeide haar op!
Men bleef erover praten die avond.
En de opmerking van Harm deed ieder verstommen toen hij hardop de vraag stelde of de melk met mest het wonder had verricht?

“Nou,” zei Krelis, de oudste knecht, “dat gaan we zien, jong.”
Krelis had nog wel wat haar, maar niet veel meer.
Krelis ging de schuur in op zoek naar koe Beertha en nam wat romige melk van haar uiers met koeienkakkeritus en mengde dit in een oud kopje. Hij smeerde, onder het roken van een shaggie, zijn hoofd vol met het mengsel.
De volgende dag had ook hij dons op de kop, en kreeg Harm zowaar al krullen!
Nou, dat ging rap het dorp door natuurlijk.
Het mengsel tegen kaalheid was geboren!

Harm smeerde de kop vaak nog even in met het spulletje, en ook Krelis, inmiddels verguld met zijn lange krullende haren, gebruikte het nog af en toe, al was het niet nodig.
Harm had het haar al over de schouders en leek wel op een nozem.
Prachtig glanzende haren, met een mooie slag erin.
De meid en Harm—ja, dat was dikke mik inmiddels.
Het ging het dorp door, het dorp erna, en erna, en inmiddels kwam het tot aan de stad.
Vele mensen die kaal waren geworden, kregen allen weer prachtig haar, en mooier dan ooit.
Wat dat toch was met die koe Beertha, niemand die het begreep, want met andere koeienmelk deed het echt niets. Het lag dus aan Beertha, en ja, dat moest onderzocht natuurlijk.

Na drie dorpen en een stad verder, met mannen met prachtige lange krullende lokken, kwam de wetenschap eraan te pas.
Beertha moest mee in de veewagen naar Wageningen.
Beertha werd tot in den treure onderzocht.
Beertha kreeg prikjes in haar koeienbibs, ze kreeg lekker te eten, en men wilde eigenlijk een haarlotion maken van Beertha’s goddelijke romige melk en haar kakkeritus.
Op een dag had Beertha zoveel gegeten daar, dat ze uit elkaar knalde.
Ze was op slag morsdood.
Spijtig keek men naar Beertha. Daar lag ze, de mooie koe die prachtige krullen kon geven aan de kalen des aards.
“Niets aan te doen,” zei de professor spijtig, “want mors is dood en dood is mors, dus ze is dood.”

Harm haalde zijn Beertha weer op met de veewagen en begroef Beertha in de weide, met alle dorpelingen eromheen.
De pastoor zei nog wat mooie dankwoorden, en daar gooide men de aarde over Beertha heen.

Harm ging trouwen met zijn meidje.
Zijn haren behield hij tot op oudere leeftijd, en hij was er heel gelukkig mee.
Nooit meer vonden ze een koe als hun Beertha, die mensen haren gaf, kon geven. Het toeval—hoe groot was het dat dit kon.
Beertha had geen nakomelingen, dus helaas werd Harm niet enorm rijk.
Maar toen hij de liefde vond, was hij al rijk zat, vond hij.
Dat was al genoeg, en dan streek hij weer eens door zijn prachtige lange krullende haren.

Gerelateerde artikelen

Back to top button