web analytics
AngelWings Verhalen

“De man van half werk (maar heel veel zelfvertrouwen).”

“De man van half werk (maar heel veel zelfvertrouwen).”

 

De man van half werk
(en een gereedschapskist vol hoop)

Sponsor

Hij bedoelde het goed. Echt.
Hij was het type man dat altijd “even zou helpen”, terwijl jij al met één oog naar  de spoedeisende hulp keek.

Gerelateerde artikelen

Een plank ophangen?
Tuurlijk.
Zei hij, met een roestige waterpas en drie verschillende soorten schroeven die “nog wel ergens van waren.”
De plank hing. Scheef.
Maar hij hing.
En dat vond hij zelf een overwinning op de zwaartekracht.

Het rolgordijn?
Hing hij ook op.
Kon dicht. Niet meer open.
“Dan blijft de zon lekker buiten,” zei hij opgewekt.
Alsof dat de bedoeling was van verduistering.

Stopcontact vervangen?
Geen probleem.
Vier lampen, één contact.
Wat draadjes die net niet pasten, en hop, met luciferhoutjes vastgeklemd.
“Ducttape erover, blijft prima zitten.”
Hij sprak over ducttape alsof het een heilige sacrament was.
Als het aan hem lag, had Maria ducttape gebruikt om Jezus aan het kruis te bevestigen.
Efficiënt én betaalbaar.

Een laminaatvloer leggen?
Daar stond hij hoor, met zijn tong uit zijn mondhoek, vastbesloten en zelfverzekerd.
Tot het eindresultaat eruitzag alsof een stel mollen in paniek hadden gedanst bij het leggen.

Je mocht vooral niet zeuren.
“Ik help tenminste,” zei hij dan.
Met dat gekrenkte jongensgezicht en handen die naar motorolie roken — terwijl hij net een gordijnstang had aangeraakt.

Alles wat net nieuw was, voelde in zijn handen al vintage aan.
Gloednieuwe spullen begonnen te kreunen zodra hij ze aankeek.
Alsof zelfs de voorwerpen dachten: “Oh nee hè, niet hij weer…”

Maar hé…
de wasmachine piepte, het dak lekte, de kraan drupte…
en hij stond daar met zijn ducttape en zelfvertrouwen.
De man van half werk.
Maar hij was er wel.
Al was het maar met halve inzet, halve plannen en een heel hoofd vol goede bedoelingen.

Zeg eens eerlijk:
Is dit niet exact het soort man dat het leven onveilig maakt met alleen al een schroevendraaier in de hand?

En hij die zichzelf knipte (en dacht dat dat goed ging)

Hij had het ineens in z’n kop:
“Waarom zou ik betalen voor de kapper? Ik heb toch een spiegel en een keukenschaar?”

Die schaar had overigens meer tomaten gezien dan haar.
Maar hé, dat hield hem niet tegen.

Daar stond hij dan: in de badkamer, ontbloot bovenlijf, met een handdoek om z’n schouders als een soort treurige superheld.
De Barber of Misère.

Knip, knip, knip.
Links was korter dan rechts.
Dan rechts ook maar weer wat korter.
Oeps, nu was het bovenop ineens een soort landingsbaan voor muggen.
En de achterkant?
Die vergat hij.
Die liet hij “voor de volgende keer”.

 

“Lekker luchtig!” zei hij.
Alsof z’n hoofd net een hittegolf had overleefd.

En dan het toilet…

De troon waar zijn trots woonde.
Niet zomaar een wc, nee.
Een exemplaar met een BRILMATJE op de bril.
Van badstof.
Wijnrood.
En twijfelachtig nat.

“Lekker warm,” zei hij, terwijl hij ging zitten alsof hij een massage zou krijgen.

Het rook naar vocht, schimmel en herinneringen aan de jaren ‘80.

Je vroeg je af of er ook zo’n matje op z’n tandenborstel zat.

Maar nee hoor, hij was trots.
Met zijn zelfgeknipte coupe en zijn koninklijke, muf-warme zitplek voelde hij zich de man.
De man van oplossingen.
De man van warmte.
De man van haar op rare plekken, maar niet meer bovenop.

Als je ooit dacht: “Deze man is niet echt,”
dan weet jij nu: jawel.
Hij is echt.
En hij heeft net een nieuwe rol ducttape gehaald bij de bouwmarkt.
Help ons allen. 🙃

De Man & Het Grote Tuinhok in de tuin die niet meer was

Toen hij het plastic dakje kocht, zei hij:
“Het moet wel stevig zijn hoor, en waterdicht.”
Het was stevig… voor een week.
Daarna begon het te klapperen bij windkracht 3.
En als het regende?
Dan werd het een soort regenorgel. Tik-tak-platsj.
Beter dan Spotify, zei hij.
Hij bewaarde lege jodenkoeken doosjes, deze hing hij op aan zijn tuinhokje, van boven naar beneden, als het regende dan droop alles langs de bakjes alsof het een Niagara waterval was.

De tuin — ooit een plek voor bloemen, vlinders, en een klein bankje waar je koffie kon drinken —
was nu een bunker.
Een houten doos met een dak van doorzichtig plastic,
waarbinnen een stoeltje stond (gebroken poot, maar vastgezet met ducttape uiteraard),
een tafel die ooit wit was,
en een verlengsnoer dat zo vaak was verlengd met ducttape dat het inmiddels met pensioen mocht.

“Lekker knus,” zei hij,
terwijl hij met een schroefboormachine z’n biertje opende.

Hij had er zelfs een lichtje in gehangen.
Zo’n kerstlampje op zonne-energie.
Dat alleen werkte als de zon scheen en je tegelijkertijd op één been ging staan.

De buren keken met een mengeling van fascinatie en lichte angst.
“Hij is weer bezig,” fluisterden ze.

En de klok, ja, de klok…

“Waarom loopt die alleen op dinsdag voor?” vroeg ooit een brave ziel.
Hij antwoordde:
“Da’s bewust. Dan ben ik op dinsdag de baas over de tijd.”
En dat was het.
Woensdag liep de klok gewoon weer achter.
Donderdag stond-ie stil.
Vrijdag deed hij een dutje.
Zaterdag hing hij scheef.

De Man Die  Ook Zichzelf Knipte (en toch verrast was door het resultaat)

“Ik hoef echt geen kapper, joh. Dat kost geld en die doen maar wat.”
Dus hij stond voor de badkamerspiegel,
met een keukenschaar
(je weet wel, die ene waar je ook kip mee knipt)
en begon.

Links een scheve hap,
rechts een poging tot fading.
Achterkant? “Die voel ik wel aan,” zei hij.

Het eindresultaat was een soort artistieke ode aan elektriciteit.
Alsof hij net uit een stopcontact was getrokken.
Maar hé, het was wél zelf gedaan, en gratis
en hij keek trots in de spiegel,
alsof hij net de Eiffeltoren had gebouwd van prikkertjes.

En dan dat brilmatje op de wc…

“Lekker zacht aan de billen,” zei hij.
Het ding was ooit wijnrood.
Nu… een soort biologisch kunstwerk.
Als je het lang genoeg aankeek, dacht je dat het misschien ademde.

“Je moet niet zo moeilijk doen, het is gewoon comfortabel.”
“Maar het ruikt naar natte hond en oude knuffel!”
“Ja, dat is nostalgie.”

Je ging liever naar het tankstation verderop dan dáár te plassen.

Nu het hok er stond, met plastic dak en kerstverlichting,
besloot hij het nóg gezelliger te maken.

Hij sleepte er een oude bank naar binnen (waar een kat ooit in geboren leek te zijn),
hing een schilderijtje op (scheef natuurlijk),
en riep:
“Hier kunnen we ook kerst vieren!”

Hij had zelfs een mini-kachel.
Een straalkacheltje uit 1983,
dat het deed als je het exact 17 seconden aanzette en daarna een klap gaf met een pollepel.

Hij wilde ook al jaren een kat. Zo’n zachte, spinnende, zelfstandige huisgenoot. Niet eentje die je op je fouten wees zoals mensen, maar eentje die hooguit in je schoen kakte uit pure passieve agressie. Perfecte huisdier, vond hij.

“Als ik een kat had, dan… dan zou ik hem elke dag verwennen,” zei hij vaak terwijl hij de pizza uit doos zo goedkoop mogelijk op de afstandsbediening smeerde, “katten voelen dat, als je goed volk bent.”

Maar een kat kreeg hij nooit. Dat was hem teveel werk, die kattenbak stonk, en die kat haarde, nee bah goor gewoon.
Maar ja hij zou wel willen. Hij vond ze gewoonweg enorm leuk die katten.

Hij had namelijk wel wensen, maar geen kattenbak. Wel dromen, maar geen voerbak. En dat kleine hoekje in huis waar het beest zou moeten leven? Daar stond al maanden een fiets zonder voorwiel, een doos met oude routers, en een eenzaam schoenendoosje met taxibonnen uit 2009.

“Ik zou hem Felix noemen,” mijmerde hij, “of Minoes, of gewoon… ‘Kat’.”
Maar Kat kwam nooit.
Want zelfs de lokale zwerfkatten liepen met een boog om zijn voordeur heen. Ze roken de chaos. Ze zagen het gordijn dat je niet open kreeg. Ze wisten: hier woont iemand die ducttape ziet als levensoplossing.

Toch bleef hij hopen.
“Misschien… ooit,” zuchtte hij.
En at een droog koekje boven de wasbak, waar hij een keer een visgraat vond en fluisterde: “Voor jou, Kat. Voor later.”

De Otter, de Gans en het Raadsel van de Nacht

Het was een doodgewone dinsdagavond toen hij, onder het genot van een zak paprikachips en een lauw biertje, plots opsprong van de bank.

“Wacht even!” riep hij met grote ogen. “Ik zag iets… Iets groots! En glad! Het liep gewoon over de straat heen! Midden in de nacht!”

Nayla zijn zus die even kwam logeren  keek op van haar boek.
“Wat dan? Een vos?”
“Nee nee,” zei hij bloedserieus. “Het was… een otter. Of zoiets. Of een… waterbever. Met een platte staart.”
“Een bever dus?”
“Of een gans.”

Hij wist het echt niet. Het enige wat hij zeker wist, was dat het bewoog, groot was, en ‘te wild voor de buurt’.

De volgende dag probeerde hij het beest na te tekenen.
Het leek op een eend met klauwen, een rattenstaart en het postuur van een herdershond.
“Dit is ‘m,” zei hij trots, terwijl hij het gekreukte papier aan haar liet zien.
“Dat is een Pokémon,” zei Nayla “Of iets dat je kind tekent na een suikerfeest.”

Maar hij hield vol.
Hij ging zelfs met een zakje oud brood naar het park, “voor het geval het een eend is die trek heeft.”
Daar gooide hij stukjes brood naar een boomstronk, die volgens hem “best veel bewoog.”

Eindconclusie:
Het dier werd nooit geïdentificeerd.
Maar hij had wél een nieuw verhaal voor elke visite:
“Heb ik je dat al verteld van die ottergans? Of was het toch een zee-egel op land?”

In ieder geval hij was me er wel eendje!

 

De Vliegende Ventilator

Het was warm. Zo warm dat zelfs de vliegen met een burnout op het plafond hingen.
“Ik fix wel even een ventilator,” zei hij.
Zijn ogen glommen van daadkracht. Dit was zijn moment.

Hij sleutelde een oud bureaulampje, een kapotte föhn, drie tie-wraps en een ventilatorblad van een campingwinkel aan elkaar. Het geheel werd op een sokkel van een kapot kattenkrabpaaltje gemonteerd.
“Hij doet het!” riep hij triomfantelijk, net voordat hij de stekker erin stak.

Een moment van stilte.
Toen: WROEOEOEOEEEEERRRRRRRRRRR!!
Het hele ding begon te trillen alsof het bezeten was door de geest van een Formule 1-auto.

Voor hij “luchtcirculatie” kon zeggen, schoot het gevaarte met 80 km/u van tafel —
BOEM! recht tegen zijn voorhoofd.

Zijn haar waaide nog vijf seconden na terwijl hij verdwaasd op de bank zat met een ventilatorblad als een moderne eenhoorn boven zijn wenkbrauw.

“Ik moet hem nog even kalibreren,” zei hij terwijl hij een koele diepvrieserwt op zijn hoofd duwde.

Nayla stond inmiddels bij het raam, trillend van het lachen.

“Kalibreren!? Dat ding wilde gewoon het huis uit, net als de kat die je nóóit hebt genomen!”

Naschrift:
De ventilator belandde uiteindelijk in de schuur.
Naast het elektrische vliegenraam dat kortsluiting gaf.
En de wc-brilmat. Die inmiddels dienstdeed als deurmat.

 

Zijn Slimme Thermostaat

Hij wilde met z’n tijd mee. “Weet je wat wij nodig hebben?” zei hij terwijl hij de afstandsbediening van de TV tegen z’n oor hield alsof het een telefoon was,
“Een slimme thermostaat. Dan kunnen we ‘m bedienen met een app!”

Nayla  zijn zus die tijdelijk op bezoek was, keek op van haar boek.
“Jij hebt geen smartphone. Je hebt een Nokia uit 2004.”
“Precies! Dus dan hoef ik er ook nooit aan te zitten. Slim, toch?”

De thermostaat kwam binnen in een doos met 84 onderdelen, 6 kabeltjes, een handleiding van 93 pagina’s (in het Pools), en een QR-code voor de installatie-app.
Hij begon voortvarend:
De muur werd geboord, de kabels werden gestript met zijn tanden, en toen hij geen pluggen meer had, gebruikte hij rauwe rijst.

De thermostaat zat vast.
Scheef. Maar vast.
En omdat hij de bedrading niet snapte, had hij de contacten vastgezet met ducttape en… een potlood. “Dat geleidt vast wel een beetje,” mompelde hij.

Toen hij de stroom weer inschakelde:
PATS!
De lamp in de gang ging uit.
De deurbel begon te piepen.
En op mysterieuze wijze kreeg de broodrooster een update.

“Hij doet het! Zie je?”
“Wat doet het precies?” vroeg Nayla, terwijl de verwarming op 38 graden sloeg in juli.
“Nou… hij lééft!”

 

Naschrift:
De thermostaat is inmiddels verwijderd.
Hij hangt nu als moderne kunst aan de muur onder de titel: “Abstract Draadloos Gedicht in Ducttape Minor.”

 

‘’De man die alles half kan.’’

 

Gerelateerde artikelen

Back to top button