web analytics
11:11 Dubbele getallen
Maatschappij & PsychePolitiek-Elite

Strenge controle ‘foute’ huisvuilzakken: tientallen boetes

Strenge controle ‘foute’ huisvuilzakken: tientallen boetes

In Nijmegen zijn zestig boetes uitgedeeld voor ‘foute’ vuilniszakken, met als doel minder zwerfafval en beter afvalbeheer.

Stoute huisvrouwmensheden!

Wat doete gij nu?
En dat met enen zachten Geet!

NIJMEGEN – De proef met het strenger controleren op ‘foute’ vuilniszakken heeft in Nijmegen zo’n zestig boetes van 157 euro opgeleverd. Dat meldt de gemeente Nijmegen.

Afvalverwerkingsbedrijf Dar en buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) controleerden in een aantal Nijmeegse wijken of huisvuil wel in de toegestane groene of rode restafvalzak werd aangeboden. Was dat niet het geval dan werd in de ‘foute’ afvalzak naar een naam en/of adres van de Nijmegenaar die in de fout was gegaan. Dat leidde dus tot ongeveer zestig bekeuringen.

‘Schonere omgeving’

“Met onze controles willen we zorgen voor minder zwerfafval, een schonere omgeving en betere afvalscheiding. Zo dragen we bij aan een eerlijke verdeling van de kosten, want iedereen betaalt mee”, stelt wethouder openbare ruimte Jean-Paul Broeren.

De controles worden mede uitgevoerd vanwege de hoeveelheid klachten die binnenkomen bij de gemeente. Zo kwamen in 2023 en 2024 in totaal 836 meldingen binnen over gedumpt afval naast een container.

Ruim 600 boetes

In 2024 zijn in totaal 644 boetes uitgedeeld voor het verkeerd aanbieden van huisvuil. In 2023 waren dat er vier. Het verschil komt omdat de gemeente vanaf 2024 extra heeft ingezet op handhaving op dit onderwerp. Sinds dit jaar mogen er boetes worden uitgegeven bij controle van zakken.

De proef duurt in totaal drie maanden. Inmiddels wordt gecontroleerd in enkele andere wijken.

https://www.rn7.nl/nieuws/artikel/strenge-controle-foute-huisvuilzakken-tientallen-boetes

Zijn ze gek geworden van hun eigen machtswellust!? Simpelen des soullaas hebben daar vaak last van hé?

Wat is dit…kleuter handhavers!
Ga je mensen gvd nog op de tengels rossen, na al die gescheidt den afvallen!
Het is toch niet te doen!?

Beste Nijmegers als ze zo doen met je… dan moet je alles fout gaan scheiden!
Maak de  boel lekker in de war!
Gooi af en toe een glazen fles in de afval bak voor plastic of groenten!
Gewoon van alles door elkaar, doen!
Maak ze kapot!!!!!!!
Vuige flikkers ze zijn niets anders dan:

Het vrouwtje in de theepot!
Dat verhaal ken je wel toch?

Vrouw woont in theepotje, man moet vissen voor de kost en vangt een wondervis, nou zegt die vis weet je wat!?
Als wij nu overeenkomen dat je mij vrij laat, dan zal ik je wensen vervullen. Nou dat is mooi zegt die man dan.

Ik zal het gehele sprookje even delen voor de mensen die het niet kennen! Het was één van mijn lievelingssprookjes dat dan weer wel.
Welke niet?

Van de visser en zijn vrouw
Een sprookje van de gebroeders Grimm
Er was eens een visser en z’n vrouw, die zo arm waren, dat ze alleen maar in een pot konden wonen, vlak aan zee. De visser ging elke dag hengelen; en dan hengelde hij en hengelde hij maar.
Zo zat hij ook eens bij zijn hengel en keek steeds in ’t blanke water, en hij keek en keek. Daar dook de dobber diep onder, en toen hij ‘m ophaalde, had hij een grote bot. Toen zei de bot tegen ‘m: “Hoor jij es visser,” zei-d-ie, “laat me leven, een echte bot ben ‘k toch niet, ik ben een betoverde prins. Wat had je eraan als je me dood maakte? Lekker ben ik toch niet, zet me weer in ’t water en laat me zwemmen.” – “Nou,” zei de man, “zoveel woorden hoef je ook niet vuil te maken; een bot die praten kan, die zou ‘k ook liever maar laten zwemmen.”

Meteen zette hij de bot weer in ’t blanke water, de bot dook onder en liet een lange streep bloed achter zich. Toen stond de visser op en ging naar z’n vrouw in de pot. “Man,” zei de vrouw, “niks gevangen?” – “Nee, ” zei de man, “een bot gevangen, die zei – een betoverde prins was-ie, toen liet ik ‘m maar weer zwemmen.” – “Heb je dan geen wens gedaan?” zei de vrouw. “Nee,” zei de man, “wat zou ik nu wensen?” – “Ach,” zei de vrouw, “wat is dat nou, altijd in zo’n pot te wonen, je had toch wel ’n vissershutje kunnen wensen. Kom ga ernaar toe, en roep ‘m; zeg ‘m, we wilden zo graag ’n klein hutje hebben – dat doet-ie vast.” – “Ach,” zei de man, “moet ik er dan weer op uit?” – “Och,” zei de vrouw, “je had ‘m toch gevangen, je hebt ‘m weer laten zwemmen – hij doet ’t vast. Vooruit, ga meteen.” De man wou nog niet echt, maar hij wilde z’n vrouw ook niet tegenwerken, en daarom ging hij weer naar de zee.
Toen hij daar kwam, was de zee helemaal groen en geel en goor – niet meer zo blank als eerst. Hij ging er bij staan en zei:

“Mannetje, mannetje Timpe Te,
botje, botje in de zee,
mijn vrouwtje die heet Ilsebil,
ze wil niet zoals ik wil.”

Daar kwam de bot aanzwemmen en zei: “Nou, wat wil ze dan?” – “Och,” zei de man, “ik had je immers gevangen – nou zei m’n vrouw, ik had wat moeten wensen. Ze wou niet meer in die pot wonen. Ze wil ’n hut.” – “Ga maar,” zei de bot, “ze heeft ‘m al.” De man ging weer weg, en de vrouw zat niet meer in die pot, er stond nu een hut, en de vrouw zat voor de deur, op ’n bank. Toen nam z’n vrouw hem bij de hand en zei: “Kom d’r maar in; kijk, dat is toch veel beter.” En ze gingen naar binnen, en in de hut was eerst een kleine gang, en een klein mooi kamertje en ’n opkamer en daar stond voor elk ’n bed, en d’r was een keuken en ’n kelder, alles op z’n mooist, en gereedschappen, tin, en koper, en alles wat er bij hoort. En d’r achter een plaatsje met kippen en eenden, en nog ’n tuintje met groente en vruchtbomen.

“Nou?” zei de vrouw, “is ’t niet mooi?” – “Ja,” zei de man, “zo moet ’t blijven, dan kunnen we echt gezellig leven.” – “Dat kan je denken,” zei de vrouw. En ze aten wat en gingen naar bed. Zo ging het acht dagen, en veertien dagen. Toen zei de vrouw: “Hoor es man. Dat hutje is nauw en ’t plaatsje en de tuin zijn maar erg klein, die bot had ons best een groter huis kunnen geven. Ik zou wel in een mooi stenen slot willen wonen; kom, ga naar de bot, die moet ons een slot geven.” – “Och vrouw,” zei de man, “die hut is groot genoeg, wat willen wij nou in een kasteel doen.” – “Ach wat,” zei de vrouw, “ga nou maar, de bot kan dat zeker wel.” – “Nee vrouw,” zei de man, “die bot heeft ons nou al die hut gegeven, ik wil nou niet weer aankloppen, de bot mocht es boos worden.” – “Ga toch!” zei de vrouw, “hij kan ’t immers goed en doet ’t graag, ga jij nou maar.” De man z’n hart werd zwaar, hij wou niet, hij zei bij zichzelf, “’t Is niet in orde.” Maar eindelijk ging hij toch. Toen hij aan de zee kwam, was het water helemaal violet en donkerblauw en grauw en dik, en helemaal niet meer zo groen en geel als de vorige maal.

Hij ging staan en zei:

“Mannetje, mannetje Timpe Te,
botje, botje in de zee,
mijn vrouwtje die heet Ilsebil,
ze wil niet zoals ik wil.”

“Nou, wat wil ze dan?” zei de bot. “Ach,” zei de man half bedroefd: “ze wil in een groot stenen slot wonen.” – “Ga maar, ze staat al voor de deur,” zei de bot. Toen ging de man terug en dacht dat hij naar huis ging – en toen hij er kwam, stond de vrouw voor een groot stenen paleis, en de vrouw stond bovenop de trappen en wou binnengaan, ze nam hem bij de hand en zei: “Ga mee naar binnen.”

En hij ging mee naar binnen en in ’t slot was ’n groot deel met marmeren tegels bevloerd, en er waren veel bedienden, die de grote deuren open hielden, en de wanden waren allemaal blank met mooie tapijten behangen en in de kamer stonden louter gouden stoelen en tafels, en kristallen kroonluchters hingen aan de balken, en al de zalen en kamers hadden vloerkleden, en eten en beste wijn stond op de tafels, die bijna bezweken onder de zwaarte. En achter ’t slot was een grote hof met een koeienstal en ’n paardenstal en koetsen, en een grote prachtige tuin, met de mooiste bloemen en vruchten, en een park van ’n halve mijl met herten en reeën en hazen en alles wat men zich maar wensen kon.

“Nou,” zei de vrouw, “is dat niet mooi?” – “Och ja,” zei de man, “zo zal ’t ook blijven, en nu zullen wij in dit mooie slot wonen en tevreden zijn.” – “Daar zullen we ’s over denken,” zei de vrouw, “en er een nachtje over slapen.” En zo gingen ze naar bed. De volgende morgen werd de vrouw eerst wakker, ’t was net dag, en ze zag uit haar bed ’t heerlijke land voor zich liggen. De man rekte zich nog uit, toen stootte ze hem met haar elleboog in de zij en sprak: “Man, sta op en kijk ’t raam uit. Zeg, kunnen wij niet koning worden over dat heerlijke land? Ga naar de bot, zeg dat we koning willen zijn.” – “Och vrouw!” zei de man, “wat wouen wij koning zijn! Ik wil geen koning zijn.” – “Nou,” zei de vrouw, “wil jij geen koning zijn, ik wil koning zijn. Ga naar de bot en zeg ‘m: ik wil koning zijn.” – “Ach vrouw,” zei de man, “wat moet jij koning zijn? Dat wil ik niet eens zeggen.” – “Waarom niet?” zei de vrouw – “ga dadelijk, ik moet en ik zal koning zijn.” Toen ging de man heen en hij was heel verdrietig, dat zijn vrouw koning wou worden. “Dat is niet goed en het klopt niet,” dacht hij. En hij wou niet gaan. Maar hij ging toch. En toen hij bij de zee kwam, was de zee helemaal grijsgrauw en zwart en dik, en ’t water kwam van onder naar boven en ’t stonk ook. Toen ging hij staan en zei:

“Mannetje, mannetje Timpe Te,
botje, botje in de zee,
mijn vrouwtje die heet Ilsebil,
ze wil niet zoals ik wil.”

“Nou, wat wil ze dan?” zei de bot. “Ach,” zei de man, “ze wil koning worden.” – “Ga maar terug, ze is het al,” zei de bot.

Toen ging de man terug. En toen hij er kwam was het slot veel groter, met een grote toren en allerlei versiersels, en een schildwacht voor de deur en soldaten en pauken en trommels. En toen hij ’t huis binnen ging, was alles van zuiver marmer en puur goud, en fluwelen dekens en gouden kwasten. Daar gingen de deuren van de zaal open en de vrouw zat op een gouden troon met diamanten en ze had een grote kroon op en ’n scepter van goud en aan beide zijden stonden een rij van kamerjuffers, de één een hoofd kleiner dan de vorige. Toen ging hij voor haar staan en zei: “Och vrouw, ben jij nou koning?” – “Ja,” zei de vrouw, “nou ben ik koning.” Toen bleef hij zo staan en keek haar aan, en toen hij een hele poos gekeken had, zei hij: “Och vrouw wat staat dat prachtig, dat je nou koning bent. Nu moeten we ook niets meer wensen.” –

“Nee man,” zei de vrouw en ze werd onrustig, “mij valt de tijd zo lang, ik kan het niet meer uithouden. Ga naar de bot, koning ben ik, nou moet ik ook keizer worden.” – “Ach vrouw,” zei de man, “waarom wil jij nu keizer worden?” – “Man,” zei ze, “ga naar de bot, ik wil keizer zijn.” – “Ach vrouw,” zei de man, “keizer kan hij je niet maken, ik mag dat niet aan de bot vragen, keizer is er maar één in het rijk, keizer kan de bot je niet maken, dat kan niet, dat kan hij niet.” – “Wat?” zei ze. “ik ben de koning en jij bent mijn man, wil je dadelijk gaan? Ga dadelijk, als hij mij koning kan maken, dan kan hij mij ook keizer maken; ik zal en ik wil keizer zijn: ga er heen.” Toen moest hij wel gaan. Toen de man ging, werd hij erg bang, en onder ’t gaan dacht hij bij zichzelf: “Dat gaat niet goed, dat gaat nooit goed, keizer dat is onbeschaamd, de bot zal ’t eindelijk moe worden.” Zodra hij aan zee kwam, werd de zee helemaal zwart en dik en begon van onderen te koken, dat er bellen kwamen, en er ging een wind over zo dat de zee kolkte, en de man huiverde.

Hij ging staan en zei:

“Mannetje, mannetje Timpe Te,
botje, botje in de zee,
mijn vrouwtje die heet Ilsebil,
ze wil niet zoals ik wil.”

“Nou, wat wil ze dan?” zei de bot. “Och bot,” zei hij, “mijn vrouw wil keizer worden.” – “Ga maar heen,” zei de bot, “ze is het al.”

Toen ging de man terug en toen hij weer bij ’t slot kwam, wat ’t hele slot van gepolijst marmer met albasten beelden en gouden versiersels. Voor de deur marcheerden soldaten en ze bliezen op trompetten en sloegen pauken en trommels; boven in huis wandelden baronnen heen en weer en graven en hertogen gingen als bedienden rond, ze openden voor hem deuren die van louter goud waren. En toen hij binnenkwam, zat z’n vrouw op een gouden troon, twee mijl hoog, en ze had een gouden kroon op van drie el hoog met briljanten en karbonkels bezet, in de ene hand de scepter en in de andere de rijksappel en links en recht drie rijen van trawanten, ieder iets kleiner dan die naast hem stond, van de allergrootste reus af die twee mijl hoog was, tot de allerkleinste dwerg toe, die was zo groot als mijn pink.

En vóór haar allemaal vorsten en hertogen. Daar ging de man tussen staan en zei: “Vrouw – en ben je nou keizer?” – “Ja,” zei ze, “keizer ben ik.” Daar ging hij staan en bleef haar goed aankijken, en toen hij een poos gekeken had zei hij: “Ach vrouw, wat ben je mooi, nu je keizer bent.” – “Man,” zei ze, “wat sta je daar? Ik ben nu keizer, maar nu wil ik ook paus worden, ga naar de bot.” – “Ach vrouw,” zei de man, “wat wou je nou? Paus kan je niet worden, paus is er maar één in de hele christenheid, dat kan hij je toch niet maken!” – “Man,” zei ze, “paus wil ik worden, ga dadelijk, ik moet vandaag nog paus worden.” – “Nee vrouw,” zei de man, “dat mag ik niet zeggen, dat gaat nooit goed, dat is te grof; paus kan de bot je niet maken.” – “Man, zeur niet!” zei de vrouw, “wie mij keizer kan maken, die kan mij ook paus maken. Ga dadelijk, ik ben de keizer en jij bent maar mijn man, wil je wel eens dadelijk gaan?” Toen werd hij bang en ging er heen, en hij was eerst wat flauw, zo sidderend en bevend, en de knieën en de dijen waren hem zo wankel. En er ging zo ’n wind over ’t land, en de wolken vlogen, toen de schemer kwam – de bladeren waaiden van de bomen, en ’t water kolkte en bruiste, en ’t sloeg tegen ’t strand, en van verre zag hij de schepen moeilijk varen en dobberen op de golven, en dansen en springen. Toch was de hemel in ’t midden nog een beetje blauw, maar in ’t Zuiden trok het zo rossig op als echt zwaar weer. Toen ging hij ineengedoken staan in zijn angst en zei:

“Mannetje, mannetje Timpe Te,
botje, botje in de zee,
mijn vrouwtje die heet Ilsebil,
ze wil niet zoals ik wil.”

“Wat wil ze dan nog?” zei de bot. “Ach,” zuchtte de man, “paus wil ze worden.” – “Ga maar, ze is het al,” zei de bot.
Toen ging hij weg, en toen hij terug kwam, was er een grote kerk, omgeven door paleizen. Hij drong zich door de menigte heen; van binnen was alles met duizend en nog eens duizenden lichten verlicht, en zijn vrouw was gekleed in zuiver goud, en ze zat op een nog veel hogere troon, en ze had drie grote gouden kronen op, en om haar heen waren er zoveel geestelijken en prelaten, en aan beide kanten stonden twee rijen van kaarsen, de grootste zo dik en zo groot als de allergrootste toren, tot aan het allerkleinste keukenlicht toe, en alle keizers en koningen lagen ervoor op hun knieën en kusten haar pantoffel. “Vrouw,” zei de man en keek haar recht aan: “ben jij nu paus?” – “Jawel,” zei ze, “ik ben paus.”

Toen ging hij staan en keek haar recht aan, en het was of hij in de felle zon keek. En toen hij daar een poos naar gekeken had, zei hij: “Och vrouw, wat is dat mooi, datje nou paus bent!” Ze zat in de hoogte, heel stijf, als een boom, en verroerde zich niet. Toen zei hij: “Vrouw, wees nu tevreden, nu je de paus bent, nu kan je toch niets meer worden.” – “Daar zal ik nog eens over denken,” zei de vrouw. En toen gingen ze samen naar bed, maar tevreden was ze toch niet, en de gierigheid hield haar wakker, ze dacht aldoor wat ze nu nog worden kon. De man sliep heel goed en vast, hij had die dag veel gelopen maar de vrouw kon maar niet inslapen en dacht steeds aan wat ze nog zou kunnen worden en ze gooide zich van de ene zij op de andere, en ze kon toch niets meer bedenken. Toen zou de zon weer opgaan en op ’t ogenblik dat ze het morgenrood zag, richtte ze zich in bed overeind en keek in ’t licht, en toen ze door het venster de zon zag opgaan, zei ze: “

Wacht, kan ik niet ook de zon en de maan laten opgaan?” – “Man,” zei ze en ze stootte hem met haar ellebogen in zijn ribben, “wordt es wakker, en sta op en ga naar de bot: ik wil net worden als onze lieve Heer.” De man sliep nog half, maar hij schrok toch zo, dat hij het bed uit viel. Hij meende dat hij het verkeerd had verstaan, en hij wreef z’n ogen uit en gaapte: “Och vrouw, wat zei je?” – “Man,” zei ze, “als ik zelf de zon en de maan niet kan laten opgaan en ik moet dat maar lijdelijk aanzien, dat de zon en de maan opgaan, dan kan ik ’t niet uithouden en ik heb geen rustig ogenblik meer, dat ik ’t zelf niet ben die ze laat opgaan.” Toen zag ze hem zo verschrikkelijk aan, dat ’t hem koud over de rug liep. “Ga dadelijk en zeg dat ik net wil worden als onze lieve Heer.” – “Maar vrouw,” zei de man en hij viel voor haar op de knieën, dat kan de bot immers niet! Keizer en paus heeft hij je kunnen maken, ik bid je, kom tot je zelf en blijf paus!” Daar kreeg ze een aanval van woede, haar haren vlogen wild om haar hoofd, ze trok haar jak los, schopte hem en schreeuwde: “Ik kan ’t niet uithouden en ik kan ’t niet langer uithouden, versta je?” en toen slipte hij in z’n broek en holde weg in angst. Buiten ging de storm en loeide, zodat hij nauwelijks op zijn voeten kon staan; huizen en bomen woeien om, de bergen sidderden, rotsblokken vielen in zee, en de hemel was helemaal pikzwart, en ’t onweerde en bliksemde en de zee ging in hoge zwarte golven als bergen en als kerktorens, en ze hadden een witte kroon op van schuim. Daar schreeuwde hij en hij kon zijn eigen woorden niet eens verstaan:

“Mannetje, mannetje Timpe Te,
botje, botje in de zee,
mijn vrouwtje die heet Ilsebil,
ze wil niet zoals ik wil.”

“Nou, wat wil ze dan?” zei de bot. “Ach,” zei hij, “zij wil worden – net als onze lieve Heer.” – “Ga maar terug, ze zit alweer in jullie oude potje.”

En daar zitten ze nog tot op deze dag.

Nou goed dus die hele idioterie van die gemeenten met afval scheiden moeten oppassen…ze eisen echt teveel!
En tzt gaat niemand nog scheiden dus die hoge boetes zorgen ervoor dat niemand nog gehoorzamen zal!
Eigenlijk is het al absurd dat men dat doet!
Ik kook altijd verse voeding!
Echt de heerlijkste zie mijn website, gerechten!
Weet je hoeveel en hoe vaak ik moet scheiden!?
Snappen mensen niet die niet dagelijks koken!Het is een hel maar ja ik ga die gemeente ook niet spekken natuurlijk!
En werkelijk de boetes die die gekkies vragen zijn overdreven!

Dit is niet oké!

Lees ook eens:  Waagde het Pentagon teken met de ziekte van Lyme te besmetten?

Kijk vroeger hoefde je niets te betalen voor vuilnis.

Op kamers smeten we de vuilniszakken 1 x in de week voor den voordeur en klaar…
Geen gezeik niks!
Nou dat werden tzt container de grijze…
Ja alles moest daarin en nog gratis volgens mij hoor.
Dus 1 Brabantia was wel voldoende…

Heerlijk eten koken en alles daar achter je neerkwakken in die prullenbak!

Je deed je best he…elke week netjes die bak buiten een eind verderop!
Maar ja…?

Nou zei een debiel in de gemeenteraad weet je watte? Groene bak…dat was fijn!
Nou wat fijn de schimmels vlogen om je oren!
Heel ernstig ongezond maar men moest scheiden…ok?
Deed je nog aan mee!

Toen papier blauwe bakken, je tuin staat vol met die inmiddels klere bakken!

Het ziet er niet uit!

Nee een debiel moest nog meer eisen… we moesten alles tot in den treure scheiden!
Kon de gemeente ook wat bijverdienen nml!
Ondertussen verbrand men in ons hypocrieten landje wel even Italiaans niet gescheiden afval!!!!!

en wij maar moeite doen voor wat!

Ik hoop dat ze hun karma krijgen!

En echt als ik weer de schurft in heb gooi ik weer wat fouts in de verkeerde bak!
Net goed denk ik dan voor al mijn moeite moeten doen!

Ik HAAT JULLIE!!!!!!!!!

Lees ook eens:  Heb je er genoeg van neem de pil

DAT JE MIJN LEVEN EN VRIJHEID ZO BEKNOT HEBT!

Dat je de mensheid zo laat lijden!
Ik heb 3 kleine keukenbakjes, met zakjes, 1 voor de groene bak en die is groenig…action zakjes!
Vergaat vanzelf moet je wel zelf betalen he gemeentes!Hallo?
Compensatie ho maar hé!?
IQ van 90 mensen!En die andere hebben een minizakje plastiek!
Die ene mag plastiek in enzo en die andere papier die gooi je dan leeg in je schuur.
In den schuur heb ik 3 bakken.. groter dan in die keuken, want ja die passen niet in dienen keukon!
Dan gaat zooi keuken bakjes in de iets grotere in de schuur bakken…en als die vol zijn dan pas gaan ze richting containers

De Brabantia wordt inmiddels zeer gemist en is verkocht via MP!En dan gaan die boskabouters even dreigen met boetes in NIJMEGEN?

Ik hoop en wens dat iedereen jullie zo zal tergen tot op het bot en al dat vuilnis zo de goot in kan, dan niemand nog zal scheiden tot in der eeuwigheid!!!!

Ik wens het jullie toe met al jullie gestoorde eisen!
Ga gvd eens echt eten koken!
Dan weet je pas hoe erg het is!

Gerelateerde artikelen

Back to top button