De Waanzinnige Wederkomst van Wolfje Willem
De Waanzinnige Wederkomst van Wolfje Willem
Er was eens een wolf. Een doodgewone grijze rakker met scherpe tanden, heldere ogen en een rug zo breed als de winter lang was. Zijn naam? Willem. Wolf Willem, maar zijn vrienden noemden hem Woefie.
Nou ja, vrienden… eigenlijk had hij vooral fans. Want hij was terug in Nederland, en iedereen vond daar wat van.
“OOOOH een WOLF in Nederland, wat magisch!” riepen de dierenvrienden met yogabroeken en met al 2 jaar ongewassen stinkharen en warme havermelk.
Ze hingen posters op in de bossen:
“Laat Willem leven!”
“Knuffel een carnivoor vandaag!”
Maar Trijntje uit Lutjebroek dacht daar anders over.
Trijntje had twaalf schapen, vier geiten, een bok met bindingsangst en een Shetlandpony genaamd Tiny Mina.
En Tiny Mina was verdwenen.
“Opgevroten!” riep Trijntje. “Doorgeschrokt door Wolf Willem, die gluiperige harige hork!”
Maar de activisten zeiden:
“Dat is zijn natuur. Hij moet eten!”
“Eten?!” brieste Trijntje. “Laat hem dan een hummuswrap halen in de stad! Of z’n tanden zetten in jullie bips, daar zit ook genoeg vulling in!”
De discussie liep echt enorm uit de hand.
Er werd geroepen, gepost, gedeeld, geprotesteerd, gepiept, gehuild, gevlogd, geëscaleerd.
En toen kwam ouwe Opa Siem in beeld.
Opa Siem, 97 jaar oud, zat met z’n wandelstok in zijn hand, op het dorpsbankje. Hij had geen smartphone, maar wel geheugen als een olifant met notitieboek.
“Ik zal jullie eens wat vertellen,” bromde hij, “mijn overgrootvader, Willem-Jan III, is ooit de dans ontsprongen aan een wolf met hondsdolheid! Die wolf beet zijn hond Jopie, en Jopie hondsdol, beet daarna opa, en opa ook hondsdol beet… nou ja, per ongeluk de pastoor, maar dat is een ander verhaal.”
Hij boog zich voorover.
“Overgrootvader Willem-Jan heeft daarna drie maanden naar een plant gepraat en dacht ook dat hij een eekhoorn was. Sindsdien loopt de familie Siem altijd achteruit als ze zenuwachtig zijn.” Wat daar de reden van was, mocht men er zelf van denken. Afijn.
De mensen keken hem met grote ogen aan.
“En wat deden we toen met die wolven: we joegen ze weg. Niet omdat we boze beesten haten, maar omdat we kleine kinderen, kippen en kuddes wél graag heel houden.”
“Dus u zegt dat de wolf gevaarlijk is?” vroeg een jonge activist met vettige dreadlocks alsof ze net vers uit de frituurpan kwamen en een neustattoo met een lotusbloem.
“Nee,” zei opa Siem, “ik zeg dat de wolf, de wolf is. Geen Disneyknuffel. Geen spirit animal. Geen influencer met een verrekijker. Een roofdier. En roofdieren eten vlees. Niet uit boze wil. Maar omdat ze… wolven zijn.”
En plots begreep men het een beetje beter.
Willem de wolf werd niet afgeknald, maar overgeplaatst. Naar een groot natuurgebied, met wild en ruimte en géén Tiny Mina’s.
De dierenvrienden begonnen met educatie over wolven.
En Trijntje? Die breide een trui van schapenwol met het opschrift: “WOLFJES JA, MAAR WÉÉT WAT JE WIL!”
En Opa Siem? Die liep achteruit van blijdschap.
Zoals alleen een echte Siem dat kan.