Problemen bij hoogbegaafdheid
Problemen bij hoogbegaafdheid
Het brein
Hoogbegaafden komen, net als anderen, in hun leven zaken tegen die ze als lastig en vervelend ervaren. Deels hoort dat gewoon bij het leven, bij het genetisch materiaal wat de hoogbegaafde met zich draagt en de achtergond die hij heeft, inclusief het ouderlijk gezin waaruit hij komt. Maar deels zijn die lastige zaken direct te herleiden tot hoogbegaafd zijn.
Hieronder een selectie van problemen waar hoogbegaafden mee kunnen worstelen en die ik zoal tegenkom bij mijn cliënten.
Uitsluiting
Een van de meest voorkomende problemen waar hoogbegaafden tegenaan kunnen lopen, is dat ze maar moeilijk aansluiting met anderen vinden. De oorzaak daarvan ligt dan meestal in hun jeugd. Vele hoog en zeer begaafde kinderen vinden namelijk vaak al op heel jonge leeftijd weinig aansluiting met leeftijdsgenoten; ze zijn in hun verstandelijke ontwikkeling relatief veel verder, en dat maakt communicatie en interactie met leeftijdgenootjes lastig, wat weer een bron is voor onzekerheid en twijfel bij het hoogbegaafde kind. Daarnaast en deels in reactie hierop, ervaren ze onbegrip en, soms, wantrouwen van andere kinderen die niet hoogbegaafd zijn. Vervolgens laten ze zich in de rol van eenling duwen of zoeken die zelf op om het maar rustig te hebben.
Die twee bewegingen versterken elkaar en worden zo tot een tendens: het gevoel van buitenstaander zijn roept terugtrekgedrag op, welk gedrag weer het gevoel oproept er niet bij te horen, en ga zo maar door. Van de weeromstuit gaan veel hoogbegaafden de rest van hun leven als eenling verder; diep van binnen onzeker, en op hun hoede voor anderen. Voor vele buitenstaanders en zogenaamde zorgprofessionals de reden om de hoogbegaafde als ‘autist’ te labelen.
Afkeuring
Veel hoogbegaafden werden in hun jeugd en nog jaren daarna niet als zodanig herkend en erkend. Menig ouder vond het gedrag van hun hoogbegaafde kind maar raar en lastig en vond het moeilijk het kind als zodanig te accepteren.
Het kind gedraagt zich namelijk anders dan de ouder – of ouders – denkt dat een normaal kind zich hoort te gedragen. De betreffende ouder – vaak gaat het hier om maar een van de twee ouders – blieft het gedrag van het hoogbegaafde kind niet en keurt het daarom af. Doe nou eens normaal, gedraag je, neem een voorbeeld aan je broertje, met jou is geen land te bezeilen, ben jij nou een kind van mij? ik kan je helemaal niet volgen, mietje dat je bent, je bent geen zoon van mij, andere kinderen houden ook van voetbal Zelfs ken ik cliënten die door hun ouders werden gezien als enigszins zwakzinnig en die daarom, in overleg met een therapeut of onderwijzer, naar de LOM-school werden gestuurd. In enkele gevallen gaat het zelfs zover dat het kind min of meer verstoten wordt door een of beide ouders.
Kinderen die afkeuring ervaren, kunnen naar binnen klappen of afzettend gedrag ontwikkelen en echt lastig worden in doen en laten. Waarop natuurlijk andere ouderen ook hun afkeuring laten blijken en de cirkel rond is. Wanneer deze hoogbegaafde jongeren volwassen zijn geworden, ervaren ze dat de rol van afkeurende ouder veelal is overgenomen door partners, collega’s en leidinggevenden.
Bovenstaand fenomeen kom je vooral in wat je noemt de lagere sociaal-economische klassen tegen. De reden hiervoor is dat hoogbegaafdheid in die groepen minder als vanzelfsprekend wordt gezien én het ook minder vaak voorkomt; hoogbegaafdheid wordt in die groepen vaak gezien als iets intellectueels en elitairs en dus raar en slecht, niet iets om je op voor te staan.
Pesten
Veel hoogbegaafden zijn gepest op de lagere en/of middelbare school. Mijn schatting is dat dat geldt voor een op de drie hoogbegaafden. Omdat ze – zie boven bij Uitsluiting – zich terugtrokken en op hun hoede waren voor andere kinderen. Omdat ze anders praatten en dachten, en minder gericht waren op de relatie dan op de inhoud. En vooral ook omdat ze daar geen andere draai aan konden geven, zich niet op juiste wijze konden conformeren aan de groep – misschien niet van voetballen of stoer doen hielden maar wel van zingen – en ook niet het lef hadden om zich te verzetten. Ze hadden niets dat hen op die leeftijd status in de groep kon opleveren.
Het is dan alsof ‘de anderen’ dit voelen en blij zijn dat ze een willig slachtoffer hebben gevonden. Iemand die met recht anders is en ‘dus’ gepest mag worden, minimaal uitgestoten uit de groep. Daarbij meesters en juffen die niet willen ingrijpen, onbegrip bij de ouders thuis en de instructie aan het kind erboven te gaan staan. <> Kinderen die gepest zijn, dragen dat de rest van hun leven met zich mee. Dikwijls ontwikkelen ze fobische angsten voor anderen en groepen, en zijn ze oprecht bang hun hoofd boven het maaiveld uit te steken of in het middelpunt van de belangstelling te staan. Het vervelende bij pesten is immers ook dat degene die gepest wordt, de oorzaak van het pesten meestal bij zichzelf zoekt: hij is zelf de oorzaak ervan dat anderen hem niet mogen, hij is slecht en minderwaardig; hij dient zich te schamen.
De leerstijl
Hoogbegaafden leren in het algemeen anders dan anderen. Ze leren door te proeven van het geheel en dan hier dan daar iets te onderzoeken en uit te proberen. Ze gaan bij voorkeur van het geheel naar het detail en terug, en zijn erg visueel. Ze maken plaatjes van waarmee ze bezig zijn in hun hoofd. Beelden die ze ook apart kunnen oproepen als compleet construct, met alles erop en eraan, die ze in hun hoofd makkelijk driedimensionaal kunnen draaien terwijl ze ernaar kijken.
Scholen zijn zelden ingericht op deze manier van leren. Scholen leren sequentieel, achter elkaar dingetjes naar binnen proppen en dat uit je hoofd leren. Je leert van detail naar detail naar, uiteindelijk, het geheel. Op scholen leer je vanuit je linker hersenhelft, met meesters en juffen die die manier voorstaan. Dat is voor het gemiddelde hoogbegaafde kind uiterst saai en vervelend. Het krijgt iets opgedrongen waar het weinig mee kan maar waar het zich, vak na vak, jaar na jaar, toch gewoon naar moet schikken.
Ook dat leidt tot naar binnen klappen, diepgewortelde onzekerheid en een stoere alleingang naar de buitenwereld toe: blijkbaar zie ik iets over het hoofd, daarom kan ik er niets mee. Standaard scholen, leerfabrieken, zijn dodelijk voor het levensoptimisme van hoogbegaafden.
Out of the box denken
Hoogbegaafden denken simultaan, op meerdere niveau’s tegelijk, en kunnen daarom complexe zaken makkelijk ontleden. Ze denken lateraal en nevenschikkend, in beelden, en zijn daarbij zowel analytisch als creatief ingesteld – en daar hoeven ze weinig voor te doen.
Beter kunnen denken, fouten in redeneringen kunnen aanwijzen, creatief met vorm en inhoud kunnen spelen, zijn fantastische kwaliteiten maar nou niet per se zaken waarop de gemiddelde gesprekspartner of collega, laat staan een chef, altijd staat te wachten. De gemiddelde hoogbegaafde gaat te snel en is veelal te creatief voor de meeste anderen; die ervaren dat snelle en creatieve van de hoogbegaafde alsof ze naar het tweede plan worden verwezen, dat ze het niet goed doen. Al dat gedenk en die energie is in de kern maar slecht voor het ego van anderen, met allerlei mogelijke conflicten en ruzies tot gevolg.
Dit is natuurlijk speciaal een probleem in die omgevingen die het niet zozeer moeten hebben van creativiteit of enthousiasme, zoals bijvoorbeeld bureaucratische of hiërarchische organisaties of afdelingen.
Autonoom zijn
Vele hoogbegaafden vinden het uiterst belangrijk om zo perfect mogelijk de taak die ze op zich hebben genomen uit te voeren. Of dat nu het oplossen van een ingewikkeld logistiek of ict-probleem is of het uitvoeren van een prachtig klassiek muziekstuk voor harp. Immers, de hoogbegaafde vindt hierin een intrinsieke bevrediging, dat zit zo in hem gecodeerd. Daar doet hij het voor en daarvoor wil hij ook graag worden beloond.
De hoogbegaafde stelt hierin zijn eigen normen en neemt hierbij een eigen verantwoordelijkheid: dat is voor hem de enige manier waarop hij goed kan werken, en zo doet hij dat dan ook. Zelf doen, zelf onderzoeken, zelf beslissen. De hoogbegaafde is bij voorkeur autonoom in handelen en doen, en het afwikkelen van de hem toevertrouwde taken, ook als dit leidt tot het overschrijden van grenzen, hij kan bijna niet anders.
Uiteraard is dit geregeld tegen het zere been van vele managers, leidinggevenden en collega’s. In combinatie met outside the box-denken, chaotisch handelen en perfectionisme (zie hieronder) kan dit dodelijk zijn voor de carrière van een hoogbegaafd persoon.
Het chaotische
In het verlengde van het out of the box denken en het intuïtieve analyseren, kunnen hoogbegaafden in heel veel zaken tegelijk geïnteresseerd zijn en van de ene interesse in de andere tuimelen. Hun nooit aflatende nieuwsgierigheid brengt hun daar. Hieraan zitten chaotische aspecten die niet altijd even makkelijk zijn. Niet voor de hoogbegaafde zelf, maar ook niet voor zijn omgeving.
Voor de betreffende hoogbegaafde (het geldt heus niet voor allemaal) is dit ingewikkeld omdat hij zodoende maar met moeite focus kan aanbrengen in wat hij doet en veel onaffe zaken onderhanden heeft. Het leidt er ook geregeld toe dat hij, veelal onterecht, door buitenstaanders het label ADD opgeplakt krijgt.
Voor de organisatie waar de chaotische hoogbegaafde werkt is het natuurlijk een crime, dit steeds verleggen van de aandacht en het niet afmaken van zaken door de hoogbegaafde. En natuurlijk leidt het ook tot wrijving met collegae en arbeidsconflicten.
Perfectionisme
Vele hoogbegaafden zijn op het obsessieve af perfectionistisch. Nooit is het goed genoeg, altijd is er meer detailering aan te brengen en altijd kan het nog net iets beter dan het al was.
Dit uit zich niet alleen in wat de hoogbegaafde onderhanden heeft. Het komt ook naar voren in opdrachten die nooit worden afgerond – er kan altijd meer worden uitgezocht – en werk dat nooit wordt gestart omdat het kader en de invalshoek van waaruit dat zou kunnen, nog niet perfect zijn (scripties en dissertaties zijn in deze een berucht voorbeeld). Het uit zich in uitstelgedrag en liefdesrelaties die worden afgebroken of nooit begonnen omdat partners in spe niet perfect zijn. Het uit zich in goedbedoelde adviezen aan anderen hoe het beter kan en waar en hoe fouten kunnen worden hersteld.
Perfectionisme an sich is lastig maar perfectionistische hoogbegaafden zijn echt lastig voor zichzelf en hun omgeving. Soms raken ze de weg kwijt (in paniek omdat ze hun zaken niet op orde krijgen), soms schieten ze in het obsessief compulsieve, en worden star in wat ze doen, wars van het losse spontane en creatieve wat het niet-perfecte zo kan kenmerken én aantrekkelijk maakt.
Samenwerken
Veel hoogbegaafden vinden samenwerken met anderen, in het bijzonder met personen die niet hoogbegaafd zijn, een crime. Honderd maal doorpraten waar een- of tweemaal volstaat. Vergaderingen als langdradige rituele rondedansen die weinig toegevoegde waarde hebben. Wederzijds onbegrip, andere manieren van praten, verschillende snelheden van aanpakken, oplossingsgericht versus de relatie. Met als resultaat wederzijds wantrouwen en buiten de groep vallen.
Hoogbegaafden interacteren ook op een andere manier dan niet-hoogbegaafden. Hun analytisch kunnen is meestal zeer breed en schept in het contact zijn eigen referentiekader. Enerzijds is de interactie sterk gericht op inhoud en vorm, anderzijds ligt er sterke nadruk op wat zintuiglijk kan worden gezegd en waargenomen. Met andere woorden, lichaamstaal is bewust heel belangrijk in het contact; hoogbegaafden zijn heel goed in het lezen van situaties en van wat niet gezegd wordt. Hoogbegaafden zijn gevoelig en intuïtief in hun interactie met anderen.
Velen die niet hoogbegaafd zijn, schrikken hiervan en wantrouwen het. Ze kunnen er ook fel op reageren indien ze het niet kunnen beantwoorden. Van de weeromstuit hebben veel hoogbegaafden deze manier van interacteren afgeleerd, en twijfelen ze enkel nog meer aan zichzelf.
Overprikkeling
Omdat bij hoogbegaafden de fysieke zintuiglijke waarneming zeer goed is ontwikkeld, in de zin dat prikkels direct worden doorgeleid naar de juiste plekken in de hersenen, hebben ze over het algemeen minder behoefte aan veel prikkels.
De moderne samenleving is daar niet op ingesteld, integendeel zelfs. Hoogbegaafden kunnen dan ook makkelijker dan anderen overprikkeld raken van het vele wat op hen afkomt. Worden bijvoorbeeld gek van kantoortuinen of de piepende trekkarretjes bij de supermarkt. De omgeving snapt dit niet zo en wil het nogal eens als aanstellerij labellen. Soms leidt het ook tot de etiketten ADD of ADHD.
Emotionele krukkigheid
Een probleem waar zeer begaafde personen tegenaan kunnen lopen, is dat ze omdat ze zo sterk zijn op dat éne vlak, het denken, hun leven bij voorkeur op dit vlak bepalen – je bent ergens goed in, nietwaar? – en van de weeromstuit hun andere capaciteiten verwaarlozen of zelfs wantrouwen (wat heb je aan pijn? niets toch). Vele hoogbegaafden zijn heel beroerd in het omgaan met en waarnemen van de eigen emoties en die van anderen, ook al zouden ze dat juist heel goed kunnen als ze er zich maar toe zetten.
Deze emotionele krukkigheid, een empatisch vermogen dat vele hoogbegaafden onvoldoende ontwikkeld hebben dan wel emoties die ze onvoldoende hebben geleerd te verwoorden, is lastig bij het aangaan van relaties en het jezelf binden en hechten. Uiteindelijk is dit ook slecht voor het zelfrespect en een gebalanceerd zelfbeeld. Regelmatig ook krijgen hoogbegaafden die hiermee worstelen het etiket autist opgeplakt terwijl dat uiteraard niet terecht is.
Gemankeerd zelfbeeld en eenzaamheid
De problemen die hoogbegaafden kunnen ervaren spelen alle in de relatie tot anderen. Typisch genoeg betrekken de meeste hoogbegaafden deze problemen uiteindelijk toch op zichzelf.
Velen hebben door alle afwijzing die ze hebben ervaren, alle problemen in de interactie met anderen en instituties die ze hebben ervaren, een gemankeerd zelfbeeld ontwikkeld. Dit wil zeggen, dat ze alle afkeuring naar binnen hebben getrokken en de oorzaak ervan bij zichzelf zoeken, met als resultaat dat ze zichzelf als minderwaardig zien. Dit zelfbeeld brengen ze in contacten met anderen in en uiteraard levert dit zelden een prettige en effectieve interactie op. Met als resultaat dat door dit gemankeerde zelfbeeld de psychische problemen blijven voortbestaan.
Hoogbegaafden zijn nogal eens geneigd het gemankeerde zelfbeeld te gebruiken als basis om anderen te wantrouwen en ontwijken. Ze willen de pijn van het niet erbij horen liever niet voelen en rationaliseren die weg naar allerlei vormen van suboptimalisatie, zoals de anderen die hen niet mogen en een streven naar perfectie. Uiteindelijk alle vormen van gemankeerde interactie die leiden tot nog minder interactie en meer afwijzing.
Veel hoogbegaafden hebben afgeleerd zich hoogbegaafd te gedragen en worstelen met een negatief zelfbeeld. Toch weten ze ook niet goed om te gaan met anderen op een manier die geapprecieerd wordt. Alles bij elkaar leidt dit geregeld tot een zelfgekozen eenzaamheid, een afzondering van anderen waar het geen pijn doet en het veilig toeven is. Maar het is wel alleen en apart van anderen.
Nawoord
Bovenstaande problemen vormen samen een inventarisatie van problemen waar hoogbegaafden tegenaan kunnen lopen in hun leven en die ik tegenkom in mijn praktijk. Buiten natuurlijk een breed scala aan overige problemen zoals hoogbegaafden die te laat hulp hebben gezocht bij het oplossen van hun problemen en psychotisch worden of hoogbegaafden die klem zitten in de psychiatrie. En uiteraard zijn er heel veel hoogbegaafden die nooit een probleem omtrent hun begaafdheid ervaren in hun leven.
Bij de meeste van de hier genoemde problemen kan de hoogbegaafde hulp vinden met als resultaat dat hij ze makkelijker kan hanteren of dat ze in het geheel geen obstakel meer zijn.
https://www.hoogbegaafd-idee.nl/hoogbegaafd/hoogbegaafd-problemen.html
https://www.ieku.nl/2011/03/wat-is-onderpresteren/