web analytics
11:11 Dubbele getallen
Edgar-Cayce

Edgar Cayce en zijn diagnoses, werd niet gelooft

Edgar Cayce en zijn diagnoses, werd niet gelooft 
De naam van de dokter was Wasserman. Hij was een lange, zwaargebouwde, norse Duitser, die in het begin van deze eeuw door een groot deel van de bevolking van Alabama als de beste dokter van het land werd beschouwd.

 photo EdgarCayce_zpsdjipvolt.jpgHij zat achter een rommelige schrijftafel, zijn vormloze gestalte gehuld in een witte doktersjas, en kauwde op een sigarenpeuk, terwijl zijn enorme hand de bovenste van een stapeltje röntgenfoto’s tegen het licht hield. Hij fronste de wenkbrauwen en snoof veelbetekenend.

“Een wonder, jazeker. Ik zal er een verhandeling over moeten schrijven voor mijn collega’s in de gehele wereld. Wat een opwinding zal het veroorzaken wanneer ik vertel, dat wij hier in Alabama de enige levende vrouw met twee wervelkolommen hebben! Fantastisch!”
Voor het bureau stond Edgar Cayce, de jonge, pas benoemde röntgenfotograaf van het ziekenhuis. Nerveus verplaatste hij zijn gewicht van de ene voet op de andere en depte met een verfrommelde zakdoek zijn hoge voorhoofd. Hij was lang en mager, had bruin haar en een ernstig gelaat met grote, grijsblauwe ogen, dat door de korte kin bijna volkomen rond leek. Hij bevochtigde zijn lippen:

“Ik. . . eh. . . het spijt me, dokter. ’t Is mogelijk dat ik de camera bewogen heb. Of misschien heb ik dubbel belicht. . .”
,,0 ja?” zei de ander, en in zijn stem klonk bedrieglijke toegeeflijkheid. “En deze dan? Wilt u zo vriendelijk zijn me uit te leggen wat u hiermee gedaan hebt? Dat interesseert me namelijk bijzonder, mijnheer Cayce. Het is een mooie, scherpe röntgenfoto, een van de scherpste die ik ooit gezien heb. Een buitengewoon fraaie opname van een mannelijk stuitbeen, welke uitloopt in een staart die tot ’s mans knieën reikt. Nu heb ik deze patiënt persoonlijk zorgvuldig onderzocht, maar heb de aanwezigheid van een staart niet kunnen constateren, zelfs niet van een kort staartje. Wilt u zo vriendelijk zijn, jongeman, me een verklaring te geven van het feit, dat uw camera een staart registreert waar geen staart is?”

Edgar klemde zenuwachtig de handen ineen.
_ “Ik weet het niet, dokter. Ik begrijp zelf niet hoe zoiets mogelijk is. Zoiets is me nog nooit overkomen. De foto’s die ik hier in mijn proeftijd maakte waren toch ook allemaal goed. . . ”
“Inderdaad. Dat was dan ook de reden, dat we u dit werk hebben toevertrouwd,” zei de dokter. “En u verdient een zeer behoorlijk, om niet te zeggen hoog salaris. Maar vandaag, op uw eerste officiële werkdag, is elke foto die u gemaakt hebt een nachtmerrie. Nachtmerries zijn nu niet bepaald nuttige hulpmiddelen tot het stellen van een juiste diagnose.”

“Het spijt me,” herhaalde Edgar. “Ik zal ze allemaal overmaken, dan zullen ze wel beter zijn.”
“Een uitstekend idee. Morgen maakt u alle röntgenfoto’s nog eens, en bovendien een aantal nieuwe. En het lijkt me wel gewenst, jongeman, dat u onze patiënten niet weer van staarten of dubbele wervelkolommen of extra hoofden voorziet. Ik hoop dat ik duidelijk genoeg geweest ben?”

“ja, dokter,” zei Edgar. Hij stond op het punt nog iets te zeggen, maar bedacht zich. Hoe zou hij dokter Wasserman, of wie dan ook, kunnen uitleggen wat de eigenlijke oorzaak was van die wonderlijke röntgenfoto’s, die abnormaliteiten weergaven waarvan hij zelf heel goed wist dat de patiënten ze niet vertoond hadden? Als hij zou trachten de waarheid te zeggen, zou men hem voor gek verslijten en hem in een dwangbuis stoppen, met ijs op zijn hoofd.
 photo edgar-cayce1_zps0b7j8atu.jpg

Hij strompelde het kantoortje uit. Morgen zouden de foto’s goed zijn, had hij beloofd. Ach, beloven was zo moeilijk niet. Maar ergens op de achtergrond van zijn denken wist hij, met afschuwelijke zekerheid, dat hij deze belofte niet zou kunnen houden. En met een stille huivering vroeg hij zich af, wat er morgen bij het ontwikkelen op de gevoelige plaat zou verschijnen, wanneer hij zich tegen zijn lot bleef verzetten.

En dan te bedenken dat hij zich nog geen dag geleden als de gelukkigste sterveling in Alabama had beschouwd! Hij had de zo vurig begeerde betrekking in het ziekenhuis gekregen en had zich naar zijn pensionkamer gespoed om het goede nieuws direct aan Gertrude te schrijven; Gertrude, zijn vrouw, die met hun zoontje in Hopkinville, Kentucky, was achtergebleven en natuurlijk verlangend naar een brief van hem uitkeek.

In gedachten had hij haar vriendelijke, fijnbesneden gezicht, dat hem altijd aan een camee deed denken, zien stralen van vreugde bij het lezen van de goede tijding:
“Binnenkort zul je je koffers kunnen pakken, liefste! Ik zal je, zodra ik het ontvangen heb, mijn eerste salaris overmaken, en dan kom je maar zo gauw mogelijk met kleine Hugh hierheen. Dan blijven we voor goed bij elkaar! Hier weet geen mens van mijn mediamieke zittingen af, en niemand hoeft het ooit te weten te komen, als ik het maar nooit meer doe en als we met geen woord over het verleden praten. Dan behoef jij tenminste ook niet bang te zijn, dat ze je aangapen en je achter je rug beklagen omdat je met zo’n abnormale vent getrouwd bent. We krijgen een eigen woning en zullen net zo’n gewoon leven leiden als andere mensen. En ik zal de rest van mijn leven er aan wijden, jou gelukkig te maken.”

Hij was in de zevende hemel geweest, de gehele nacht die volgde op het schrijven van deze brief, en ook die ochtend nog, onder het werk. Des te groter was de smak, waarmee hij op de aarde terug tuimelde, toen hij de platen begon te ontwikkelen. Met een stijgend gevoel van wanhoop en ontzetting had hij de röntgenfoto’s een voor een uit het bad gehaald, die foto’s, die de ene abnormaliteit na de andere vertoonden.

Morgen zou hij het opnieuw proberen. Maar in zijn hart was geen hoop op een beter resultaat. Hij was nu eenmaal geen gewoon mens en hem zou wel nooit een normaal bestaan beschoren zijn. De geheimzinnige, bovennatuurlijke macht, die hem tot een psychisch fenomeen had gemaakt, had zich daarmee tevens het recht toegekend, zijn eigen leven met ijzeren hand te besturen. Nooit zou hij vrij zijn eigen beslissingen te kunnen nemen.
In machteloze wanhoop balde hij de vuisten.

De volgende dag begon hij moe, maar nog niet geheel verslagen. Bijna zeven jaar was hij nu getrouwd en hij wist, dat Gertrude al die jaren geen ogenblik van werkelijke rust en vrede gekend had. De ene tegenslag was gevolgd op de andere, en steeds had over hun leven de schaduw gelegen van Edgar’s vreemde psychische macht. Er waren lange perioden van scheiding geweest, gedurende welke Gertrude bij familie inwoonde, terwijl Edgar trachtte, een bestaan op te bouwen als kantoorbediende, vertegenwoordiger of fotograaf.

Dit laatste aanbod, de leiding op zich te nemen van de röntgenafdeling van het nieuwe ziekenhuis, was de mooiste kans die hij ooit had gehad. Eindelijk werd hem de kans geboden, een gelukkig, normaal leven te leiden en hij had zich met grimmige vast, beslotenheid voorgenomen, dat hij zich deze kans niet zou laten ontglippen.

Met bijna overdreven zorg begon hij zijn voorbereidingen te treffen. Pijnlijk nauwkeurig zocht hij de platen uit, wreef elke lens schoon, controleerde elk onderdeel van het toestel, en mat de afstanden na. Er kàn niets mis gaan.

Er zaten twee spoedgevallen te wachten. Een van hen was een vrouw met een knoop in haar luchtpijp, waarvan de juiste ligging met behulp van een röntgenfoto moest worden vastgesteld, alvorens chirurgisch zou kunnen worden ingegrepen.

Een verpleegster schoof de cassette in het toestel. Edgar veegde zijn vochtige handen af, deed een schietgebedje en belichtte. Hij nam de plaat uit het toestel, legde hem terzijde en maakte een tweede opname, ditmaal van de gecompliceerde breuk van een mannelijk dijbeen. Toen hij klaar was, haastte hij zich met de beide platen naar de donkere kamer.

De eerste röntgenfoto vertoonde dezelfde scherpte en helderheid van detail als de opnamen, welke hij in zijn proeftijd gemaakt had en waarover de gehele ziekenhuisstaf zo enthousiast was geweest, dat men onmiddellijk die geniale jonge fotograaf in dienst nam. Dat was echter niet het enig opvallende. Het beeld vertoonde duidelijk vijf knopen, alle verschillend van vorm en grootte, in een rij opzij van de luchtpijp. Bovendien niet één hart, maar drie harten.

Op de foto van het gebroken been stonden drie dijbenen naast elkaar; de eerste twee vertoonden elk een gecompliceerde breuk, echter op verschillende hoogten – het derde vertoonde geen enkele breuk.

Lange tijd stond Edgar met afschuw naar deze groteske vervormingen te kijken. Toen wendde hij zich kreunend af, opende de deur van de donkere kamer en strompelde naar buiten.
Dokter Wasserman stond hem op te wachten, de armen over de borst gekruist, een frons tussen de wenkbrauwen en de eeuwige sigarenpeuk bengelend in zijn mondhoek.

“En. . . jongeman?” vroeg hij op weinig belovende toon.
“Ik vraag mijn ontslag,” zei Edgar schor. “Ik kan het niet. Ziet u maar een ander te krijgen in mijn plaats.”

“Zo?” Even keek dokter Wasserman naar de verslagen uitdrukking op het gezicht van de ander; toen ging hij met zware stappen de donkere kamer binnen. Enkele ogenblikken later kwam hij met de druipende platen terug en bestudeerde ze lang en aandachtig, zonder uitdrukking op zijn gezicht. Vervolgens legde hij de platen op een kastje, vouwde opnieuw de armen over elkaar, en richtte zijn blik op Edgar.

“Ik zie wel, jongeman, dat dit geen welbewuste poging is, ons om de tuin te leiden. Er is evenmin sprake van dubbel belichten of bewegen van de camera. Ik zou u willen voorstellen, open kaart te spelen. Hoe krijgt u die,eh,dingen op de plaat?”

“Ik ben niet normaal!” barstte Edgar uit, “daar komt het door! Ik ben nog abnormaler dan die gekke dingen op mijn foto’s! Ik ben bezeten door. . . door een of andere macht, ik weet niet of
het een goddelijke of een duivelse macht is, maar in elk geval: ik kan er niet onderuit!”
De dokter kauwde op zijn sigarenpeuk en keek hem van onder zijn borstelige wenkbrauwen aan.
“Ga verder. Daar wil ik wel eens wat meer over horen. Leg eens uit wat u bedoelt?”

“U denkt natuurlijk dat ik gek ben,” zei Edgar. Zweet glinsterde op zijn hoge voorhoofd; hij veegde het met bevende hand weg. “Ik kan mezelf onder hypnose brengen en in mijn slaap maak ik de diagnose op van welke ziekte dan ook, ik noem de oorzaak en geef aanwijzingen omtrent de behandelingsmethode. Ik schijn de terminologie van een dokter te gebruiken. Ik schrijf recepten voor van kruiden waar ik nog nooit van gehoord heb en gebruik allerlei moeilijke medische termen, die ik in waaktoestand niet eens zou kunnen uitspreken. Hoe zou ik ook – ik heb alleen maar de lagere school afgelopen!”

“Grote God!” riep dokter Wasserman uit. “Heb je dat dikwijls gedaan, dat. . . eh. . . diagnose stellen onder hypnose ?”
“0, ja. Sinds negentien honderd één, toen ik voor het eerst ontdekte over wat voor macht ik beschikte, heb ik honderden patiënten op die manier advies gegeven.”

“Kletskoek!” barstte de ander driftig uit. “Denk je dat ik gek ben, jongeman? Dus jij brabbelt het een of ander koeterwaals, en iemand anders, een idioot of een misdadiger, vertelt je dan, dat je medische adviezen hebt verstrekt. Zal ik jou eens een echt medisch advies verstrekken, jongeman? Zet die kolder eens en voor al uit je hoofd, voor je geest totaal in de war raakt!”

“Kon ik dat maar,” zei Edgar ongelukkig. “Maar ik brabbel geen koeterwaals, integendeel, ze zeggen dat ik in die toestand luider en duidelijker spreek dan anders. En onzin kan het ook niet zijn wat ik beweer, want als de mensen met mijn diagnose naar de dokter gaan en mijn adviezen opvolgen, worden ze altijd beter. Tot nu toe heb ik het steeds bij het rechte eind gehad.

Er zijn al zoveel geleerden en doktoren geweest, die het bewijs hebben proberen te leveren dat ik een bedrieger was, maar het is hen niet gelukt. Zelf moedig ik dat onderzoek aan, want als ik een zwendelaar ben, al is het dan onbewust, dan wil ik dat weten, vóór ik er iemand nadeel door berokken. Ik heb me er van los willen maken, meer dan eens j ik heb er mee uit willen scheiden. Maar telkens als ik dat deed, gebeurde er iets, waardoor ik min of meer gedwongen werd er weer mee door te gaan. En ik wil helemaal niet! Ik zou een heel gewoon leven willen leiden met mijn vrouwen mijn zoontje!”

De dokter haalde een kolossaal gouden horloge uit zijn zak en greep Edgar’s pols. Na enige tijd liet hij de arm los en voelde het voorhoofd van de jonge man.
Wel zo te zien mankeert je niets. Weet je wat – je neemt in mijn bijzijn nog een foto; ik heb zelf namelijk ook een opleiding als röntgenfotograaf gehad. Ik zal naast je blijven staan en je op je vingers tikken als je iets verkeerd doet.”
‘Graag,’ zei Edgar uit de grond van zijn hart.

De man met het gebroken dijbeen werd weer binnengereden; opnieuw werden alle afstanden nagemeten. Dokter Wasserman stond vlak naast hem en volgde met zijn scherpe ogen elke beweging.
Toen de opname gemaakt was ging hij mee de donkere kamer in, plantte zich naast de bak ontwikkelaar en keek toe.
Toen het beeld begon op te komen duwde hij Edgar opzij en boog zich gespannen over de donkere emulsie.
Dit keer vertoonde de foto maar één dijbeen, en de breuk was duidelijk zichtbaar. Maar er was iets anders niet in orde. Het been was niet recht, doch over de gehele lengte gekromd, als een kurkentrekker.

Zwaar ademend ontsloot de dokter de deur van de donkere kamer en stapte in het licht. Edgar volgde hem. Dokter Wasserman bleef hem enige tijd somber aanstaren, verbeten kauwend op zijn stompje sigaar, terwijl de aderen in zijn massieve nek zwollen. “Jij!” zei hij schor. “Jij met je dubbele wervelkolommen en driedubbele harten en kurkentrekkerdijbenen! En dat krankzinnige verhaaltje over slapend zieken genezen! Je reinste waanzin!”

“Ik kan het u bewijzen! Neemt u de eerste de beste patiënt maar, iemand van wie ik nog nooit gehoord heb en die ik nog nooit heb gezien, dan zal ik hier en nu een mediamieke diagnose stellen. Dan kunt u zich overtuigen.”

“Nee!” schreeuwde Wasserman. Als je dat zou doen, zou ik gedwongen zijn iets te geloven, waarvan ik weet dat het niet waar kan zijn. Ik kan me niet veroorloven dingen te geloven, die in strijd zijn met mijn gezond verstand en mijn wetenschappelijke opleiding. Nee, jongeman, pak jij je biezen maar – met andere woorden: pak je psychische diagnose en je krankzinnige plaatjes en laat je hier niet meer zien!”

Edgar was bijna bij de deur toen de grote man hem nog nariep: “En succes in je verdere leven, jongeman. Je zult het hard nodig hebben, denk ik.”

Alleen in zijn pensionkamer schreef Edgar Cayce het treurige nieuws aan Gertrude. Voor hem geen goed betaalde baan, geen normale toekomst. Nog altijd zat hij hopeloos verstrikt in de netten van een tiranniek lot, wonderlijker dan dat van enig sterveling.

 photo tyberonn_atlantis_zpsc2tuprn4.jpg

Gerelateerde artikelen

Back to top button
Close

Een Adblocker gedecteerd

AngelWings.nl wordt mede mogelijk gemaakt door advertenties ♥Support ons door je ad blocker uit te schakelen♥